Kapitel 3 lektion 6 zinnen

Question 1

Kun je ook kaas meebrengen, alsjeblieft?

Answer 1

Kannst du bitte auch Käe mitbringen?

Question 2

De koelkast is leeg. We moeten boodschappen doen

Answer 2

Der Kühlschrank ist leer. Wir müssen einkaufen

Question 3

Ik heb zin in fruit

Answer 3

Ich habe Lust auf Obst

Question 4

Ik ben vergeten brood te kopen

Answer 4

Ich habe vergessen, Brot zu kaufen

Question 5

Er is geen melk meer en de boter is op

Answer 5

Es ist keine Milch mehr da und die Butter ist alle

Question 6

We hebben nog een pak rijst nodig

Answer 6

Wir brauchen noch eine Packung Reis

Question 7

We hebben nog genoeg aardappels

Answer 7

Wir haben noch genug Kartoffeln

Question 8

Kun jij morgen het avondeten maken?

Answer 8

Kannst du morgen Abendessen machen?

Question 9

Bij het ontbijt eet ik altijd volkorenbrood

Answer 9

Zum Frühstück esse ich immer Vollkornbrot

Question 10

Op zondag eet ik vaak een gekookt ei en een fruitsalade

Answer 10

Am Sonntag esse ich oft ein gekochtes Ei und einen Obstsalat

Question 11

Het liefst eet ik ‘s morgens pannenkoeken

Answer 11

Am liebsten esse ich morgens Pfannkuchen

Question 12

Ik ontbijt altijd met yoghurt en muesli

Answer 12

Ich frühstücke immer Joghurt und Müsli

Question 13

Cornflakes lust ik niet

Answer 13

Cornflakes mag ich nicht

Question 14

Bij het ontbijt drink ik altijd een kop thee/ een glas melk

Answer 14

Zum Frühstück trinke ich immer eine Tasse Tee / ein Glas Milch

Question 15

In het weekend zijn er altijd verse broodjes

Answer 15

Am Wochenende gibt es immer frische Brötchen

Question 16

Ik doe liever jam op brood dan ham of kaas

Answer 16

Ich gebe lieber Marmelade aufs Brot als Schinken oder Käse