Kapitel 1 deel 2 Redemittel Flashcards
Wat vindt u van het voorstel?
Was halten Sie von dem Vorschlag?
ik vind het maar niets. Het sollicitatiegesprek levert toch niets op.
Ich halte nichts davon. Das Vorstellungsgespräch bringt doch nichts.
Ik ben het ermee eens, dat de opnames lang duren.
Ich bin damit einverstande, dass die Aufnahmen lange dauern.
Het is de moeite waard. Ik zou me gewoon nog eens aanmelden.
Es lohnt sich schon. Ich würde mich einfach noch mal anmelden.
Wat vind je ervan?
Was meinst du dazu?
Ik houd niet van mensen, die zich zo eigenaardig gedragen.
Ich stehe nicht auf Leute, die sich so komisch benehmen.
Ik heb een andere mening. De acteur is echt goed.
Da bin ich anderer Meinung. Der Schauspieler ist wirklich gut.
Daar moet ik nog eens over nadenken. Het kaartje is behoorlijk duur.
Das muss ich mir nochmal überlegen. Das Ticket ist zeimlich teuer.
Wat is jouw mening? / Bent u het ermee eens?
Was ist deine Meinung? / Sind Sie damit einverstanden?
Ik vind dat (g)een goed idee. Deze mensen verdienen al erg veel.
Ich finde das (K)eine gute Idee. Diese Leute verdienen schon sehr viel.
Ik ben het helemaal niet met u eens. Ik ben wel geschikt voor deze baan.
Ich bin überhaupt nicht Ihrer Meinung. Ich bin schon geeignet für diese Stelle.
Ik ben het met je eens, dat deze rol niet bij mijn karakter past.
Ich bin mit dir darin einig, dass diese Rolle nicht zu meinem Charakter passt.
Vind je het leuk?
Magst du das?
Ja, dat bevalt me beter. De sfeer is helemaal te gek.
Ja, das gefällt mir viel besser. Die Atmosphäre ist echt genial.
Nee, dat vind ik niet leuk. Vrije tijd vind ik heel belangrijk.
Nein, das habe ich nicht gern. Freizeit ist mir sehr wichtig.
Kun je iets over jezelf vertellen?
Könntest du etwas über dich selbst erzählen?
Natuurlijk. Ik ben in 2002 geboren.
Na klar. Ich bin im Jahre 2002 geboren.
Oké. ik ben op 19 maart jarig.
Okay. Ich habe am 19. März Geburtstag.
Zeker. Ik praat graag met mijn vrienden.
Sicher. Ich unterhalte mich gern mit meinen Freunden.
Hoe ziet jouw dag eruit?
Wie sieht dein Tag aus?
Dat is verschillend. Maar ‘s morgens drink ik altijd een kopje thee en ontbijt ik.
Das ist verschieden, aber morgens trinke ich immer eine Tasse Tee und frühstücke ich.
Daarna ga ik op de fiets naar school.
Danach fahre ich mit dem Rad zur Schule.
Aan het einde van de dag kijk ik ‘s avonds vaak tv.
Am Abend sehe ich oft fern. Am Ende eines Tages sehe ich abends oft fern.
Wat doe je in het weekend?
Was machst du am Wochenende?
