Kapitel 1 deel 2 Redemittel

Question 1

Wat vindt u van het voorstel?

Answer 1

Was halten Sie von dem Vorschlag?

Question 2

ik vind het maar niets. Het sollicitatiegesprek levert toch niets op.

Answer 2

Ich halte nichts davon. Das Vorstellungsgespräch bringt doch nichts.

Question 3

Ik ben het ermee eens, dat de opnames lang duren.

Answer 3

Ich bin damit einverstande, dass die Aufnahmen lange dauern.

Question 4

Het is de moeite waard. Ik zou me gewoon nog eens aanmelden.

Answer 4

Es lohnt sich schon. Ich würde mich einfach noch mal anmelden.

Question 5

Wat vind je ervan?

Answer 5

Was meinst du dazu?

Question 6

Ik houd niet van mensen, die zich zo eigenaardig gedragen.

Answer 6

Ich stehe nicht auf Leute, die sich so komisch benehmen.

Question 7

Ik heb een andere mening. De acteur is echt goed.

Answer 7

Da bin ich anderer Meinung. Der Schauspieler ist wirklich gut.

Question 8

Daar moet ik nog eens over nadenken. Het kaartje is behoorlijk duur.

Answer 8

Das muss ich mir nochmal überlegen. Das Ticket ist zeimlich teuer.

Question 9

Wat is jouw mening? / Bent u het ermee eens?

Answer 9

Was ist deine Meinung? / Sind Sie damit einverstanden?

Question 10

Ik vind dat (g)een goed idee. Deze mensen verdienen al erg veel.

Answer 10

Ich finde das (K)eine gute Idee. Diese Leute verdienen schon sehr viel.

Question 11

Ik ben het helemaal niet met u eens. Ik ben wel geschikt voor deze baan.

Answer 11

Ich bin überhaupt nicht Ihrer Meinung. Ich bin schon geeignet für diese Stelle.

Question 12

Ik ben het met je eens, dat deze rol niet bij mijn karakter past.

Answer 12

Ich bin mit dir darin einig, dass diese Rolle nicht zu meinem Charakter passt.

Question 13

Vind je het leuk?

Answer 13

Magst du das?

Question 14

Ja, dat bevalt me beter. De sfeer is helemaal te gek.

Answer 14

Ja, das gefällt mir viel besser. Die Atmosphäre ist echt genial.

Question 15

Nee, dat vind ik niet leuk. Vrije tijd vind ik heel belangrijk.

Answer 15

Nein, das habe ich nicht gern. Freizeit ist mir sehr wichtig.

Question 16

Kun je iets over jezelf vertellen?

Answer 16

Könntest du etwas über dich selbst erzählen?

Question 17

Natuurlijk. Ik ben in 2002 geboren.

Answer 17

Na klar. Ich bin im Jahre 2002 geboren.

Question 18

Oké. ik ben op 19 maart jarig.

Answer 18

Okay. Ich habe am 19. März Geburtstag.

Question 19

Zeker. Ik praat graag met mijn vrienden.

Answer 19

Sicher. Ich unterhalte mich gern mit meinen Freunden.

Question 20

Hoe ziet jouw dag eruit?

Answer 20

Wie sieht dein Tag aus?

Question 21

Dat is verschillend. Maar ‘s morgens drink ik altijd een kopje thee en ontbijt ik.

Answer 21

Das ist verschieden, aber morgens trinke ich immer eine Tasse Tee und frühstücke ich.

Question 22

Daarna ga ik op de fiets naar school.

Answer 22

Danach fahre ich mit dem Rad zur Schule.

Question 23

Aan het einde van de dag kijk ik ‘s avonds vaak tv.

Answer 23

Am Abend sehe ich oft fern. Am Ende eines Tages sehe ich abends oft fern.

Question 24

Wat doe je in het weekend?

Answer 24

Was machst du am Wochenende?

Question 25

Niet zo veel. Ik slaap uit en sta dus laat op.

Answer 25

Nicht ganz so viel. Ich schlafe aus und stehe also spät auf.

Question 26

Ik doe veel. Op zaterdagmiddag speel ik hockey of ga ik de stad in.

Answer 26

Ich unternehem viel. Am Samstag Nachmittag spiele ich Hockey oder ich gehe in die Stadt.

Question 27

Van alles en nog wat. In ieder geval kom ik ‘s nachts laat thuis.

Answer 27

Alles mögliche. Auf jeden Fall komme ich nachts spät nach Hause.