Kapitel 1 deel 1 Redemittel Flashcards
Hoi Eva, zullen we een keer naar de bios gaan?
Hi Eva, wollen wir mal ins Kino gehen?
ja, natuurlijk! Dat klinkt goed. Zullen we morgen gaan?
Ja, klar! Das hört sich gut an. Wollen wir morgen hingehen?
Het spijt me, ik ben er niet in geïnteresseerd
Es tut mir leid, ich bin nicht daran interessiert
nee, bedankt. Ik houd helaas niet van films. We kunnen ook naar het zwembad gaan.
Nein, danke. Ich mag leider keine Filme. Wir können auch ins Schwimmbad gehen.
Wat doet u graag in uw vrije tijd?
Was machen Sie gerne in Ihrer Freizeit?
Ik lees boeken / kijk tv / speel computerspelletjes / ga naar de stad.
Ich lese Bücher / sehe fern / spiele Computerspiele / gehe in die Stadt.
Herhaalt u het alstublieft nog eens rustig. Wat is er dan precies aan de hand?
Wiederholen Sie es bitte noch mal ruhig. Was ist denn genau los?
Ik ben ongelooflijk kwaad! Ik ben oneerlijk behandeld.
Ich bin stocksauer! Ich bin unehrlich behandelt worden/
Wij zijn erg ontzet. Uw collega heeft het probleem alleen maar verergerd.
Wir sind total entsetzt. Ihr Kollege hat das Problem nur verschlimmert.
Ik ben zo verdrietig. Ik word gewoon genegeerd
Ich bin traurig. Ich werde einfach ignoriert.
Hoe zouden we het probleem kunnen oplossen?
Wie könnten wir das Problem lösen?
Ik wil graag aan het programma deelnemen.
Ich möchte am Programm teilnehmen.
Hoe zou u zichzelf beschrijven?
Wie würden Sie sich selbst beschreiben?
Ik ben altijd vrolijk en opgewekt
ich bin immer fröhlich und heiter
ik ben iemand, die graag alleen is.
Ich bin jemand, der gerne allein ist.