kapital 3 deel 1 Flashcards
de supermarkt
der Supermarkt
het warenhuis
das Kaufhaus
de zaak, de winkel
das Geschäft
de zaak, de winkel 2
der laden
de kruidenier
der Lebensmittelhändler
de bakkerij
die Bäckerei
de banketbakerij
die Konditorei
de slagerij
die Fleischerei
de boekhandel
die Buchhandlung
de klant
der Kunde
vrouwelijke klant
die Kundin
de verkoper
der Verkäufer
de verkoopster
die Verkäuferin
slenteren, wandelen
bummeln
winkelen
shoppen
inkopen
einkaufen
kopen
kaufen
de aankoop
der Einkauf
het zakgeld
das Taschengeld
het brood
das Brot
de cake, het gebakje
der Kuchen
het koekje
der Keks
het fruit
das Obst
de peer
die Birne
de appel
der Apfel
de meloen
die Melone
de banaan
die Banane
de perzik
der Pfirsich
de sinaasappel
die Orange
de citroen
die zitrone
de aardbei
die Erdbeere
framboos
die Himbeere
druif
die Traube
de kers
die Kirsche
de groente
das gemüse
