Kapital 1 zinnen 1.3

Question 1

Na klar was kannen ich für dich/Sie tun?

Answer 1

Natuurlijk wat kan ik voor je/u doen

Question 2

Nein, ich Habe leider keuze Zeit.

Answer 2

Nee ik heb helaas geen tijd.

Question 3

Wie ärgerlich! Das tut mir leid für dich/Sie

Answer 3

Wat vervelend! Spijt me voor je/u

Question 4

Er ist aus Stoff/Leder/Kunstoff

Answer 4

Hij is van stof /leer /Kuntsof

Question 5

Sie ist Gelb/dunkelgrün/hellblau wit weiSen blumen/gestreift

Answer 5

Ze is geel /donkergroen/lichtblauw met witte blumen/gestreept

Question 6

Nein, er ist ziemlich klein/mittelgroS

Answer 6

Nee hij is tamelijk klein/middelgroot

Question 7

Gern geschehen//Nichts zu danken

Answer 7

Graag gedaan/niets te danken

Question 8

Im Juli/Augustus waren wir eine Woche/zwei wochen/zehn Tage im Urlaub

Answer 8

In juli/augustus waren wij èèn week/twee weken/10 dagen op vakantie

Question 9

Ich habe meine Ferien zu hause verbracht.

Answer 9

Ik heb mijn vakantie thuis doorgebracht

Question 10

Wir sind mit dem Auto/Zug/bus nach Spanien gefahren

Answer 10

Wij zijn met de auto/trein/bus naar spanje gegaan

Question 11

Ich bin mit dem Flugzeug nach Griechenland geflogen.

Answer 11

Ik ben met het vliegtuig naar Griekenland gevlogen

Question 12

Wir haben in einem Hotel/einem Appartement/einem zelt geschlafen

Answer 12

We hebben in een hotel/appartement/tent geslapen

Question 13

Ich bin viel geschwommen und ich bin viel Rad gefaren.

Answer 13

Ik heb veel gezwommen en ik heb veel gefietst

Question 14

Meine Ferien waren sehr Schön/langweilig

Answer 14

Mijn vakantie was zeer leuk/saai

Question 15

Das wandern/segeln hat mir SpaS Gemacht

Answer 15

Wandelen/zeilen vond ik leuk