3e Of 4e Naamval Flashcards
1
Q
Wanneer 3e naamval?
A
Waar of wanneer
2
Q
Wanneer 4e naamval?
A
Waarheen
3
Q
Als je niet kan antwoorden op waar of waarheen?
A
3e naamval
4
Q
Auf & über
A
4e naamval
5
Q
Aan
A
An
6
Q
Op
A
Auf
7
Q
Achter
A
Hinter
8
Q
Naast
A
Neben
9
Q
In
A
In
10
Q
Over
A
Über
11
Q
Onder
A
Unter
12
Q
Voor
A
Vor
13
Q
Tussen
A
Zwischen