Kant Flashcards

1
Q

fenomenen

A

dingen zoals we ze ervaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

noumenen

A

dingen op zichzelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

transcendentaal idealisme

A

tijd, ruimte en causaliteit zijn niet inherent aan objecten zelf, maar structuren van onze geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

rationalisme

A

waarheid wordt bepaald door logica en rationeel denken, a priori

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

empirisme

A

kennis komt uit zintuiglijke ervaring, a posteriori

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hume’s fork

A

a priori kennis vs a posteriori kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

synthetische a priori oordelen

A

noodzakelijk waar, informatief over de wereld, maar niet puur analytisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

copernicaanse wending

A

de objecten passen zich aan aan onze kennis in plaats van andersom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

mogelijkheidsvoorwaarden

A

a priori principes die ervaring mogelijk maken (tijd, ruimte, categorieën van het verstand)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

drie faculteiten

A

verstand, zintuiglijkheid en rede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

transcendentale deductie

A

ervaringen worden georganiseerd, categorieën worden toegepast, objectieve kennis opbouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

transcendentale dialectiek

A

gericht op waarom de menselijke rede zichzelf in de war maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ideeën van de rede

A

concepten die komen uit de zuivere rede en niet direct kunnen worden bevestigd door ervaring (ziel, kosmos, god)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ziel

A

onsterfelijkheid en eenheid van het zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kosmos

A

transcendentale vrijheid en wereld als geheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

god

A

ultieme oorzaak en moreel handelen = geluk

17
Q

constitutief

A

bepalend voor de structuur van onze kennis en vormgeving van de wereld

18
Q

regulatief

A

puur organisatorisch

19
Q

waarnemingsoordelen

A

subjectief

20
Q

ervaringsoordelen

A

objectief

21
Q

aanschouwingsvormen

A

tijd en ruimte, structuren die voorafgaan aan ervaring

22
Q

verstandbegrippen

A

ingeboren in menselijk geest, ordent en begrijpt ervaringen (causaliteit, noodzakelijkheid etc)

23
Q

begrippen van de rede

A

ideeën zoals god en ziel