heidegger Flashcards

1
Q

het zijn

A

het bestaan of de manier waarop dingen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zijnden

A

concrete entiteiten of dingen die bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

erzijn

A

de manier waarop mensen bestaan, gekenmerkt door bewustzijn en reflectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wereldlijkheid

A

hoe we de wereld om ons heen ervaren als een web van betekenisvolle relaties in plaats van losse objecten. dingen krijgen betekenis door hun plaats en functie in ons dagelijks leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

terhandenheid

A

de manier waarop mensen omgaan met voorwerpen, niet als aparte objecten maar als hulpmiddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

voorhanden

A

voorwerpen wanneer ze worden waargenomen als afzonderlijke objecten, los van gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tuig

A

gereedschappen die we in ons dagelijks leven gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

tuiggeheel

A

individuele objecten maken deel uit van een groter systeem van doelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

beduidendheid

A

de manier waarop dingen in de wereld zinvol zijn voor ons en betekenis hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

om-te

A

benadrukt doelgerichtheid van onze activiteiten en hoe dingen betekenis krijgen door hun functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waartoe

A

het uiteindelijke doel van een reeks handelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

mede-zijn

A

kenmerk dat we altijd al zijn met anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

er-mede-zijn

A

het praktische samenzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het men

A

anonieme, conformistische manier waarop individuen zich gedragen (erzijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vervallen

A

het fenomeen waarbij je jezelf verliest in de alledaagse drukte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verstaan

A

diepe existentiële betrokkenheid bij de wereld

17
Q

verstand-in-de-wereld-zijn

A

de manier waarop we inherent verbonden zijn met de wereld

18
Q

voor-hebben

A

de manier waarop we altijd al gericht zijn op toekomstige mogelijkheden

19
Q

ontbergen

A

onthullen van de waarheid

20
Q

opvorderen

A

herstellen van iets

21
Q

gestel

A

de manier waarop de moderne wereld begrepen en georganiseerd wordt

22
Q

toeschikking

A

de manier waarop het zijn zich openbaart aan de wereld en hoe erzijn zich verhoudt hier tot

23
Q

wat is de relatie tussen om-te’s en waartoe?

A

creëert een netwerk van betekenissen en doelen van ons dagelijks leven

24
Q

verschil tussen techniek en het wezen van de techniek

A

techniek is de concrete toepassing en het wezen zijn de diepere implicaties