K.A betekenis Flashcards

1
Q

Veranderend mens- en wereldbeeld van de Renaissance en nieuwe wetenschappelijke belangstelling

A

Zelf onderzoek gaan doen en bestuderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hernieuwde oriëntatie op de Klassieke Oudheid (Grieken & Romeinen)

A

Bestuderen van Griekse en Latijnse teksten. Bv Erasmus die de Bijbel bestudeerde met de oorspronkelijke Griekse teksten en komt achter veel vertaalfouten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Europeese overzeese expansie

A

B.v. Columbus die Amerika ‘ontdekte’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De protestantse reformatie

A

Kritiek op de katholieke kerk; Luther en Calvijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De Nederlandse opstand

A

Opstand tegen Spanje.
Willem van Oranje, Fillips II.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wereldwijde handelscontacten en begin wereldeconomie

A

Handelsposten, WIC (driehoekshandel/transatlantische slavenhandel; Europa-Afrika-Amerika) en VOC (specerijen, zijde, porselein)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Absolutimse

A

Koning heeft alle macht, zijn wil is wet, heeft zijn macht van God gehad. Lodewijk XIV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De bijzondere plaats van de Republiek; staatkundig, economisch en cultureel

A

Staatkundig: politiek; wij zijn een republiek, geen vorst en adel, regenten hebben de macht (zitten in het bestuur)
Economisch: handel, rijkdom (op schilderijen te zien aan kleding, schepen, bediendes)
Cultureel: veel schilderijen gemaakt, mensen hebben veel geld over voor schilderijen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De Wetenschappelijke revolutie

A

Veel uitvindingen en experimenten.
B.v. Van Leeuwenhoek (microscoop)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verlichting/Verlicht denken

A

Verstand gebruiken, gelijkheid (abolitionisme), vrijheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verlicht absolutisme

A

Alles voor het volk, maar niet door het volk. Koning houdt rekening met het volk maar het volk mag niet meebeslissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uitbouw van Europese overheersing, door plantagekoloniën en transatlantische slavenhandel en de opkomst van het abolitionisme

A

Plantages in Zuid-Afrika.
Abolitionisme; Strijden voor afschaffing van slavernij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De democratische revolutie

A

Amerikaanse Revolutie, Franse Revolutie.
Mensen zijn ontevreden over de absolute macht van de koning, willen meer inspraak en vrijheid.
Grondwetten gebaseerd op de ideeën van Montesquieu (trias politica)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De industriële revolutie

A

Fabrieken ect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De sociale kwestie

A

Moet de overheid de slechte omstandigheden voor de arbeiders gaan verbeteren?
Sociale wetten worden ingevoerd om bijvoorbeeld kinderarbeid tegen te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De opkomst van de emancipatiebewegingen

A

Arbeiders, vrouwen, katholieken, protestanten. Gevolg hiervan is het ontstaan van vakbonden en politieke partijen

17
Q

De opkomst van de politiek maatschappelijke stromingen; nationalisme, liberalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme

A

Gevolg hiervan is ontstaan van politieke partijen en vakbonden

18
Q

Voortschrijdende democratisering

A

Strijd om kiesrecht. Wie mag stemmen? Uiteindelijk algemeen kiesrechtvoor mannen en vrouwen

19
Q

Modern imperialisme

A

Als gevolg van industrialisatie zijn er grondstoffen en afzetgebied nodig. Landen veroveren overzeese gebieden om meer macht te hebben. Beschaven (white man’s burden). B.v. Nederlands-Indië, Afrikaanse landen