Juist-Fout: H3 Flashcards

1
Q

De linkerzijde van een T-rekening verhoogt altijd het saldo van een balansrekening, de rechterzijde van een T-rekening verlaagt altijd het saldo van een balansrekening.

A

Fout. Een boeking op de linkerzijde kan bijvoorbeeld het saldo van een schuldenrekening doen afnemen. Bij schulden en eigen vermogen registeren we een afname aan de linkerzijde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De methode van het dubbel boekhouden houdt in dat er bij elke boeking minstens één
rekening wordt gedebiteerd en minstens één rekening gecrediteerd.

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In grote vennootschappen ligt de materialiteitsdrempel - in absolute termen - gewoonlijk lager dan in kleine vennootschappen.

A

Fout. De materialiteitsdrempel ligt er hoger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Volgens het materialiteitsbeginsel hoeven onbelangrijke transacties niet te worden geboekt.

A

Fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

T-rekeningen geven ons een idee van de saldi van de rekeningen, terwijl boekingen in het
journaal ons een idee geven van de transacties.

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Als aan het continuïteitsprincipe is voldaan, dan mag een vennootschap haar bezittingen waarderen tegen hun vervangingswaarde.

A

Fout. Hier gaan we bij de waardering van
bezittingen uit van de oorspronkelijke aanschaffingswaarde verminderd met de reeds
geboekte afschrijvingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het materialiteitsbeginsel stelt dat gegevens uit de jaarrekening enkel materieel zijn indien
hun weglating of verkeerde voorstelling de doorsnee gebruiker van die jaarrekening zou
misleiden.

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een vermindering van de waarde van een bezitting registreren we naar keuze door de
bezitsrekening te debiteren met een negatief bedrag of te crediteren met een positief bedrag.

A

Fout. Enkel door de bezitsrekening te crediteren met een positief bedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De debet- en credittotalen van de saldibalans zijn altijd kleiner of gelijk aan de totalen van
de proefbalans.

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In de openingspost worden de balansrekeningen geopend tegen de boekwaarde op het einde
van het vorige boekjaar. Kosten- en opbrengstenrekeningen starten het nieuwe boekjaar met een nulsaldo.

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Elke boekhouding moet worden gevoerd met inachtneming van het Minimum Algemeen
Rekeningstelsel.

A

Fout. Bijvoorbeeld niet voor zeer kleine ondernemingen. MAR enkel nodig bij dubbel boekhouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een vennootschap mag de betekenis van bestaande nummers van de MAR veranderen om rekening te houden met de bijzondere aard van het bedrijf.

A

Fout. Omschrijving aanpassen mag, betekenis niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het grootboek dient als basis voor de boekingen in het journaal Fout. Het journaal dient als
basis voor de inschrijvingen in het grootboek.

A

Fout. Omschrijving aanpassen mag, betekenis niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In de saldibalans kan voor een zelfde rekening nooit tegelijk een debet- en een creditsaldo,
verschillend van nul, voorkomen.

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer je bij de transfer van journaal naar grootboek voor een rekening per vergissing
€ 75.000 in plaats van € 57.000 debiteert en crediteert, kan je deze fout ontdekken door
vergelijking van de totalen van het journaal en de proefbalans.

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vlottende schulden zijn schulden die zijn opgelopen binnen de laatste twaalf maanden of binnen de normale bedrijfscyclus indien die langer is dan één jaar.

A

Fout. Vlottende schulden zijn schulden die naar verwachting vervallen binnen de twaalf maanden.

17
Q

Door de opstelling van de proef- en saldibalans bekomen we zekerheid over de juistheid en
volledigheid van alle boekingen in het journaal.

A

Fout. Door de opstelling van de proef- en saldibalans bekomen we zekerheid over de juistheid en volledigheid van de transfer van journaal naar grootboek en op de berekening van de totalen.

18
Q

Bij het afsluiten van de boekhoudperiode wordt het verschil tussen opbrengsten en kosten, na vermeerdering voor dividenden, overgebracht naar het overgedragen resultaat.

A

Fout. Bij het afsluiten van de boekhoudperiode wordt het verschil tussen opbrengsten en kosten, na
vermindering voor dividenden, overgebracht naar het overgedragen resultaat.

19
Q

De eindsaldi van de tijdelijke rekeningen uit de afgesloten boekhoudperiode vormen de beginsaldi van deze rekeningen voor de nieuwe boekhoudperiode.

A

Fout. De eindsaldi van
de permanente rekeningen uit de afgesloten boekhoudperiode vormen de beginsaldi van
deze rekeningen voor de nieuwe boekhoudperiode.

20
Q

In het Belgische standaardschema voor de jaarrekening worden de componenten van het
actief en het passief gewoonlijk gerangschikt in volgorde van toenemende liquiditeit. Juist.

A

Juist

21
Q

In het Belgische standaardschema voor de resultatenrekening worden de opbrengsten en de
kosten gerangschikt naargelang hun kostenplaats binnen de structuur van de vennootschap.

A

Fout. Naar hun oorsprong of hun aard.

22
Q

De balans wordt opgesteld na belastingen en voor winstverdeling.

A

Fout. Na winstverdeling.

23
Q

Het totaal van de proefbalans moet gelijk zijn aan het totaal van de saldibalans.

A

Fout. Het totaal van de proefbalans is gewoonlijk groter dan het totaal van de saldibalans.

24
Q

Het totaal van de balans moet gelijk zijn aan het totaal van de saldibalans (beide na resultaatverwerking).

A

Fout. Denk bijvoorbeeld aan materiële vaste activa en de gecumuleerde afschrijvingen daarop.

25
Q

Alle rekeningen met betrekking tot kosten of opbrengsten zijn tijdelijke rekeningen.

A

Juist