IVTG Flashcards
Bij een controleafspraak voor COPD wordt bij een 72-jarige man een spirome- trisch onderzoek gedaan. Bij welke van onderstaande uitkomsten is er sprake van een obstructieve longfunctie? Dat is als:
A. de FEV1 en FVC in gelijke mate verlaagd zijn;
B. de FEV1 relatief meer is verlaagd dan de FVC;
C. de FVC relatief meer is verlaagd dan de FEV1.
B. de FEV1 relatief meer is verlaagd dan de FVC;
Obstructieve longfunctie FEV1 is meer verlaagd
Restrictieve longfunctie FVC is meer verlaagd
Op een achter-voorwaarts ingeschoten, staande thoraxfoto van een 82-jarige man met dyspneu worden afgeronde costofrenische sinussen (rechts > links) gezien. Waar duidt deze bevinding op?
A. Plaatatelectase.
B. Pleuravocht.
C. Pneumothorax.
B. Pleuravocht.
Een man van 66 jaar heeft al lange tijd last van hoesten. Vooral ‘s ochtends geeft hij wat sputum op. Verder is hij kortademig bij inspanning. Lichamelijk onderzoek toont alleen over de longen verspreid enkele brommende rhonchi met een verlengd exspirium. Welk vervolgonderzoek is nodig om de meest waarschijnlijke diagnose te stellen?
A. Echo hart.
B. Histamineprovocatie.
C. Spirometrie met reversibiliteitstest.
D. X-thorax in twee richtingen.
C. Spirometrie met reversibiliteitstest.
Een jongen van 4 jaar, heeft een lange voorgeschiedenis met frequente luchtweginfecties, waarvoor hij regelmatig antibiotica heeft voorgeschreven gekregen. Op 2-jarige leeftijd heeft een kinderarts de diagnose peuterastma gesteld. Hij komt nu op het spreekuur van de kinderarts, hij hoest nu al weer weken productief en produceert groenig sputum. Hij heeft geen koorts. De groeicurve buigt vanaf 2-jarige leeftijd af tot onder de P10. Welke diagnose is nu het meest waarschijnlijk?
A. Corpus aliens
B. Cystic fibrosis
C. Astma
Cystic fibrosis
De ventilatie-perfusieverhouding kan onder bepaalde omstandigheden veranderen. In longgebieden waar sprake is van dode ruimte ventilatie is de ventilatie-perfusieverhouding:
A. Afgenomen;
B. Onveranderd;
C. Toegenomen.
C. Toegenomen.
Een 73-jarige vrouw heeft een ademhalingsafhankelijke pijn op de thoraxhelft links. Welke bepaling is het meest geschikt om een longembolie ONwaarschijnlijk te maken?
D-dimeer
Bij een 58-jarige roker is de diagnose COPD gesteld. In de voorgeschiedenis zijn geen aanwijzingen voor astma en/of atopie. Tot nog toe had de patiënt geen medicatie nodig. De laatste maanden heeft hij in toenemende mate last van hoesten, sputum opgeven en kortademigheid. Welke geneesmiddelengroep is bij deze patiënt nu het eerst geïndiceerd?
Kortwerkende luchtwegverwijder ->ipratropium