IVGT Flashcards
Distale renale tubulusfunctiestoornissen veroorzaken verlies van bloedbestand- delen via de urine. Dit verlies betreft onder andere:
A. bicarbonaat;
B. eiwitten;
C. rode bloedcellen.
A. bicarbonaat;
Een vrouw van 80 jaar presenteert zich op de eerste hulp met een urosepsis. Ze is benauwd. De serumconcentraties zijn als volgt: natrium 136 mmol/L (nor- maalwaarde 136-144), chloride 104 mmol/L (normaalwaarde 96-108). De bloed- gasanalyse (arterieel): pH 7.30 (normaalwaarde 7.35 – 7.45), bicarbonaat 10 mmol/L (normaalwaarde 22-29), pCO2 3.5 kPa (normaalwaarde 4,5 – 6.0 kPa). De normaalwaarde voor het aniongap is 8 tot 12 mmol/L
Van welke stoornis in het zuur-basenevenwicht is hier sprake?
A. Metabole acidose met een normaal aniongap.
B. Metabole acidose met een verhoogd aniongap.
C. Respiratoire alkalose met metabole compensatie.
D. Respiratoire acidose met metabole compensatie.
B. Metabole acidose met een verhoogd aniongap.
Anoin gap = Na - CL + HCO3
Anoin gap = 136 -104 + 10 = 42 (verhoogde anion gap
Een 20-jarige man wordt opgenomen met een ketoacidotisch coma. In het bloed is de glucosespiegel sterk verhoogd, en de pH van zijn bloed is 6,81 (normaal 7,35-7,45). Hij wordt behandeld met een intraveneuze insulinepomp en vocht- toediening. De arts besluit om de metabole acidose extra te corrigeren. Het middel dat daartoe het meest geschikt is, is:
A. natriumchloride;
B. natriumhydroxide;
C. natriumbicarbonaat.
C. natriumbicarbonaat.
Een patiënt heeft een frequente pijnlijke mictie, vaak loze aandrang en troebele urine. Tevens klaagt hij over pijn in de onderbuik. Bij onderzoek wordt een tem- peratuur van 38 graden Celsius gevonden en blijkt er slagpijn in de nierloges te bestaan. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A. Acute tubulo-interstitiële nefritis.
B. Acute glomerulonefritis.
C. Acute pyelonefritis.
C. Acute pyelonefritis.
Een belangrijke functie van de tubuli in de nieren is de concentratie van de voorurine. Welk deel van het nefron houdt een osmotische gradiënt in het niermerg in stand?
Lis van henle
Een 75-jarige patiënte wordt in verband met hypertensie en hartfalen behandeld met een zoutbeperkt dieet, enalapril, hydrochloorthiazide, atenolol en aspirine. Bij laboratoriumonderzoek blijkt het serumnatrium 124 mmol/L te zijn (normaal: 135-145 mmol/L). Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van deze hyponatriëmie?
Hydrochloorthiazide
Wanneer neemt de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) af?
Als de hydrostatische druk in het kapsel van Bowman toeneemt.
Een 13-jarig meisje heeft een bloeddruk van 120/80 mmHg en eiwit in de urine. De laatste maanden is zij sneller moe. Het plasmacreatininegehalte is sterk verhoogd, het ureumgehalte is matig verhoogd, het kaliumgehalte is licht verhoogd en het cholesterolgehalte is sterk verhoogd. De meest waarschijnlijke vorm van nierinsufficiëntie is in dit geval:
A. prerenaal;
B. renaal;
C. postrenaal.
B. renaal;
Een arteriële bloedgasanalyse levert informatie op over onder andere het zuur- basenevenwicht. De volgende waarden:
- pH 7,30 (7,38 - 7,43);
- pCO2 7,8 kPa (4,5-6,0);
- bicarbonaat 25 mmol/l (22 - 26 mmol/l);
- base excess -1,5 meq;
passen het beste bij een:
A. gecombineerde metabole en respiratoire acidose;
B. respiratoire acidose met partiële metabole compensatie;
C. respiratoire acidose zonder compensatie.
C. respiratoire acidose zonder compensatie.