Iter Duodecimum Flashcards
Fieri
Fi- Fio. 1. Worden. 2.Gebeuren
Aliquid
Iets
Castra
Castr- Castrorum, o. mv. Het legerkamp
Cum
/. + abl. Met
In
/. + abl. 1. In. 1. Op
e/ ex
/. + abl. Uit
Sub
/. + abl. Onder
Auxilium
Auxili- Auxilii, o. De hulp
Invenire
Inveni- Invenio. 1. Vinden. 2. Ontdekken
Minime
Helemaal niet, allerminst
Iniuria
Iniuri- Iniuriae, vr. 1. Het onrecht. 2.de belediging
Mortuus
Mortu- Mortua, mortuum. Dood
Forte
Toevallig
Paratus
Parat- Parata, paratum. Klaar, bereid
Sol
Sol- Solis, m. De zon
Lex
Leg- Legis, vr. De wet
Pro
/. + abl. 1. Voor. 2. In plaats van
Temptare
Tempta- Tempto. 1. Proberen. 2.op de proef stellen
Plus
Meer
Sustinere
Sustine- Sustineo. 1. Tegenhouden. 2. Dragen, verdragen, doorstaan, uithouden
Minimus
Minim- Minima, minimum. Zeer klein, kleinste
Liber
Liber- Libera, liberum. Vrij
Libertas
Libertat- Libertatis, vr. De vrijheid
De
/. + abl. 1. Over, in verband met 2. Van …. af
a/ ab
/. + abl. 1. Van bij, (weg) van. 2. Door
Aufferre
Aufer- Aufero. Wegnemen, roven
Pons
Pont- Pontis, m. De brug
Ripa
Rip- Ripae, vr. De oever
Virtus
Virtut- Virtutis, vr. 1. De moed. 2. De deugd, de kwaliteit
Plures
Plur- Plures, plura. (Nog) meer
Talis
Tal- Talis, tale. Dergelijk
Facinus
Facinor- Facinoris, o. 1. De daad. 2. De misdaad
Transire
/. Transeo. 1. Overgaan naar. 2. Gaan door of over. 3. Voorbijgaan
Via
Vi- Viae, vr. De weg
Adspicere
Adspici- Adspicio. 1. Aankijken. 2. Bekijken
Modus
Mod- Modi, m. 1. De maat. 2. De manier, de wijze
Probare
Proba- Probo. 1. Goedkeuren. 2. Bewijzen.
Turba
Turb- Turbae, vr. 1. De verwarring. 2. De massa
Terrere
Terre- Terreo. Schrik aanjagen
Medius
Medi- Media, medium. Middelste, het midden van
Iuppiter
Lov- Lovis, m. Jupiter