Introductie + een eerste kennismaking Flashcards

1
Q

Voorbeelden van overheden bestuurders

A

Wethouders, gedeputeerden & ministers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer is er sprake van een staat?

A

Afgegrensd grondgebied, bestuursgezag & staatsvolk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Soevereiniteit

A

Hoogste macht of gezag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke drie machten beschreef Montesquieu?

A

Wetgevende macht, uitvoerende macht & rechterlijke macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Trias politca

A

De scheiding van de machten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Recht van amendement van de Tweede Kamer

A

Het recht om wetsvoorstellen te wijzigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat deed Thorbecke in 1848?

A

Ministers meer verantwoordelijkheid geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Klassieke grondrechten

A

Zaken waar de overheid zich niet mee mag bemoeien. Godsdienst etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sociale grondrechten

A

Zaken waar de overheid zich wel mee moet bemoeien. Recht op werkgelegenheid etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke drie politieke stromingen zijn er?

A

Liberalisme, confessionalisme & gelijkheidsbeginsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een overheid?

A

De overheid bestaat uit een verzameling van overheidsorganisaties en belangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Actor

A

Deelnemer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gedecentraliseerde eenheidsstaat

A

Taken en bevoegdheden zijn verdeeld over andere overheidsorganen dan de centrale overheid zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke drie bestuurslagen zijn er?

A

Rijk, provincie & gemeente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Territoriale decentralisatie

A

Het besturen van een bepaald gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Functionele decentralisatie

A

Waterschap

17
Q

Autonomie

A

Taken van provincie en gemeente waar de overheid zich niet mee mag bemoeien.

18
Q

Poldermodel

A

Hierbij gaan alle belangengroepen met elkaar aan de tafel zitten. Om tot compromissen te komen

19
Q

Wat is beleid

A

Beleid is een plan & beleid is alles wat een overheid doet

20
Q

Wat is het hoogste machtsorgaan?

A

Het Parlement

21
Q

Medebewind

A

De provincie of gemeente moeten dan een regel van de regering uitvoeren

22
Q

Federlarisme

A

Samenwerkingsverband van staten waarbij elke staat zijn eigen zelfstandigheid behoudt

23
Q

Legitiem

A

Is iets wettelijk verantwoord?

24
Q

Wat is de Nederlandse staatsvorm?

A

Constitutionele Parlementaire Monarchie