Beleid en organisatie & Centrale overheid Flashcards

1
Q

Arbeidsverdeling

A

De taken verdelen om de doelstellingen te realiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Organisatie

A

Verzameling van mensen die worden aangestuurd om bepaalde doelen te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Organogram

A

Weergeeft hoe een organisatie is opgebouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lijnorganisatie

A

Niet flexibel & de leiding moet alles weten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lijn-staforganisatie

A

Adviserende functie & adviseren de leiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Projectorganisatie

A

Eenmalige activiteit & gelijkwaardigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Matrixorganisatie

A

Projecten staan in de vaste organisatiestructuur & combinatie van de gewone werkzaamheden en projecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Netwerkorganisatie

A

Samenwerking tussen verschillende organisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ketensamenwerking

A

Slim samenwerken met schakels binnen de keten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Organisatiecultuur

A

De manier waarop mensen in een organisatie met elkaar omgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Machtscultuur

A

Draait om macht & hier werk je niet volgens vaste procedures

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Rolcultuur

A

Draait om macht & werken volgens vaste procedures. Hier werken de overheden mee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Taakcultuur

A

Veel samenwerking & grote spreiding van de macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Persoonscultuur

A

Weinig samenwerking & grote spreiding van de macht. Men heeft hier een vrije rol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bureaucratie

A

Een organisatie die gericht is op procedures & regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kenmerken bureaucratie van Weber

A

Veel regels & duidelijke omschreven taakverdeling

15
Q

Welke twee opdrachtgevers heb je bij de overheid

A

De bestuurlijk opdrachtgever & ambtelijk opdrachtgever

16
Q

Wat vormen de Eerste en Tweede kamer?

A

De Staten-Generaal

17
Q

Wat is het recht van initiatief?

A

Dat je wetsvoorstellen kan indienen

18
Q

Motie

A

Schriftelijk verzoek

19
Q

Novelle

A

De Eerste Kamer wilt een vernieuwde versie van het wetsvoorstel zien

20
Q

Demissionair kabinet

A

Dit is een kabinet dat gevallen is, maar doorregeert totdat er een nieuw kabinet is

21
Q

Wat doet de Raad van State?

A

Die adviseert de regering en het parlement over wetgeving en bestuur

22
Q

Wat is de rekenkamer?

A

Die controleert de inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid

23
Q

Wat doet de nationale ombudsman?

A

Die behandelt de klachten over bijna alle overheidsinstanties

24
Q

Wat is de Hoge Raad?

A

Het hoogste rechtscollege in Nederland

25
Q

Cassatie

A

Hier gaat de Hoge Raad na of de vorige rechters juist gehandeld hebben

26
Q

Wat doet een Adviescollege?

A

Adviseert over wetten en regels over over het beleid

27
Q

Waar bestaat het kabinet uit?

A

Ministers & staatssecretarissen

28
Q

Waar bestaat uit de regering uit?

A

Staatshoofd & ministers

29
Q

Wat is de hoogste ambtenaar?

A

Secretaris-generaal