Internationale Financiële transacties in de praktijk Flashcards

1
Q

Löber/Barclays

A

Bij puur economisch verlies in de context van de prospectus liability kan – onder artikel 7(2) Brussel I bis- de plek waar de de ‘harmful event’ occurred in de woonplaats van de claimant zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

VEB/BP

A

Het enkele aanhouden van aandelen in een jurisdictie, is niet voldoende om rechtsmacht af te dwingen voor een rechtszaak. Dit kan wel in de jurisdictie waar een bedrijf beursgenoteerd is en aan haar openbaarmakingsverplichtingen heeft voldaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Albaniabeg Ambient/Enel c.s

A

Het staat de nederlandse rechter vrij om zelf een oordeel te vellen of een buitenlands rechtelijke oordeel hier wordt erkent. Is het antwoord nee, kan hij het inhoudelijk volledig opnieuw beoordelen, inclusief een eigen verdeling van de bewijslast onder artikel 431 lid 2 rv.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tilman NV/Unilever supply company AG

A

Het openbaar stellen van de algemene voorwaarde op een website is geldig. Zolang deze maar voldoen aan de voorwaarden van artikel 23 lugano. Dat betekent dat een counterparty deze voorwaarden heeft gelezen en kunnen accepteren voordat de overeenkomst zelf is gesloten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Keerweer/sogelease

A

Een sale-and-leaseback overeenkomst is niet strijdig met het fiduciaverbod. Het doet meer dan enkel bescherming bieden tegen andere schildeisers. Een partij heeft de volledige eigendom en de andere partij persoonlijke rechten en verplichtingen tegenover de ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bechem/Hansa

A

In principe gelden de verwijzings regels van artikel 14 Rome I niet alleen voor de obligatoire persoonlijke verhouding tussen cedent en cessionairis maar ook voor de goederenrechtelijke aspecten van een cessie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sisal/NBC

A

In het geval een verordening wordt geind, vervalt het vorderingsrecht en ook het pandrecht hierop. Immers afgeleid recht van het moederrecht. Maar de pandhouder behoudt wel voorrang bij de verdeling van de opbrengst, ook als de pandhouder niet zelf executeert maar een derde. Onder 481 lid 1 RV kan de de pandhouder dit als ‘meest gerede partij’ verzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dix/ING

A

Vordering kunnen rechtsgeldig worden verpand met een verzamelpandakte. Dit betekent dat de bank als gevolmachtigde van de generiek omschreven pandgevers optreedt. Ondanks dat de naam van de pandgevers niet vermeldt zijn, zijn de vordering wel voldoende bepaald in de zin van artikel 3:84 lid 2 BW. De datering van de stampandakte en het volmachtbeding moet dan wel vaststaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ASR/Achmea

A

Op de verjaring van een regresvordering tussen hoofdelijk medeschuldenaren (6:10 lid 2 BW) is de verjaringstermijn van vijf jaar van 3:310 lid 1 BW van toepassing. Gaat lopen op het moment dat de regresvordering ontstaat, zodra een van de hoofdelijke schuldenaren de vordering van de schuldeiser voldoet voor meer dan het gedeelte dat hem aangaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Coface/Intergamma

A

Verbintenisrechtelijke uitleg van een onoverdraagbaarheidsbeding staat voorop, tenzij uitdrukkelijk is bepaald dat goederenrechtelijke werking is beoogd. Gebruik hiervoor haviltex. Goederenrechtelijk: iets kan niet worden overgedragen. Verbintenissenrechtelijk: iets mag niet worden overgedragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De lage landen/ van logtesteijn

A

Een pandhouder kan zich in faillissement verhalen op de verpande goederen. Dit geldt niet alleen voor vorderingen die bij het uitspreken van het faillissement al bestaan, maar ook voor vorderingen die op dat moment nog toekomstig zijn, maar voortvloeien uit een op dat moment reeds bestaande rechtsverhouding met de gefailleerde. Dit geldt ook voor regresvorderingen van pandhouders/borgen in een wederzijdse zekerhedenregeling.

De enkele rechtsverhouding tussen de hoofdschuldenaar en de bor, is niet een rechtsverhouding die voortvloeit uit een op de dag van faillietverklaring reeds bestaande rechtsverhouding met de gefailleerde, tenzij de hoofdschuldenaar partij is bij, of als partij toetreedt tot het overwaarde-arrangement.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Private equity insurance bank/ Swedbank

A

De houder van een financiële zekerheid als in het hoofdgeding,
waarbij op een bankrekening gedeponeerde contanten aan de bank in pand worden gegeven voor alle vorderingen van de
bank op de rekeninghouder, slechts het recht geeft om die zekerheid te realiseren ondanks het feit dat er ten aanzien van
de zekerheidsverschaffer een insolventieprocedure is ingeleid, indien, in de eerste plaats, de contanten waarop die
zekerheid betrekking heeft vóór het tijdstip van aanvang van die procedure op de betrokken rekening zijn gestort of die
contanten op de datum van aanvang van die procedure op die rekening zijn gestort en de bank heeft aangetoond dat zij
geen kennis had, noch diende te hebben, van de aanvang van die procedure en, in de tweede plaats, de houder van die
rekening werd belet om over die contanten te beschikken na de storting ervan op die rekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ABN Amro/ Woningborg

A

In beginsel geldt dat een bank
bij het stellen van een bankgarantie geen acht behoeft te slaan op de onderliggende
rechtsverhouding tussen haar opdrachtgever en de begunstigde. Het is echter niet
uitgesloten dat een bank onder bijzondere omstandigheden zich de voor haar kenbare
belangen van de begunstigde moet aantrekken..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Rabobank/Ten berge

A

Een goed moet eerste overdraagbaar zijn, voor er beperkte rechten zoals een pandrecht op kan worden gevestigd. In dit geval is er een beding voor onoverdraagbaarheid afgesloten in de zin van artikel 3:83 lid 2 BW en daarmee is het dus ook onoverdraagbaar in de zin dat er geen pandrecht op kan worden afgesloten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pierson/Onderdrecht

A

Uit de overwegingen van de Hoge Raad volgt
dat ook in geval van een bankhypotheek als
hoofdregel geldt dat het hypotheekrecht strekt
tot zekerheid voor alle gesecureerde vorderingen
en dat het als afhankelijk recht die vorderingen
volgt. Bij de overgang van een of meer van de
door het hypotheekrecht gesecureerde vorderingen gaat het hypotheekrecht (gedeeltelijk) met
die vorderingen mee over op de verkrijger. Een
dergelijke overgang is volgens de Hoge Raad
niet in strijd met de aard van een bankhypotheek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bannenberg/NMB-Heller

A

De constructie van een overwaardearragenment (schuldeiers kunnen profiteren van overwaarde van zekerheden van elkaar. Schuldenaar verplicht zich contractueel enige betaling onder schuldeisers voor zijn rekening te nemen op op de eerste verzoek te voldoen), niet naar inhoud of strekking in strijd is met een regel of beginsel van goederenrecht of faillissementsrecht.

Borgtochconstructie is goedgekeurd door de HR en daardoor rechtsgeldig.

17
Q

BTL/Van Summeren

A

Een aantal punten over de sale and lease back constructie (sogalease/keereweer arrest) verduidelijkt:

  • Wanverhouding tussen vordering en waarde van overgedragen zaken kan bijdragen aan het oordeel dat het geen werkelijke overdracht is (Dus fiducia verbod)
  • Uitleg sale and lease back vindt plaats via haviltex maatstaf.
  • Schuldenaar beroept zich dat het eigendomsoverdracht een geldige titel ontbeert, moet hij dit ook bewijzen. Hij moet zijn stelling hier dus bewijzen
18
Q

Ingerwersen/ING commercial finance

A

Het aangaan van een overwaardearrangment door de schuldenaar (nadien gefailleerde), geldt hier als een onverplichte rechtshandeling. De conctractuele verplichting tot aanvullende zekerheid schiep hier in deze context geen verplichtingen. Verplichtingen om eventuele regresvorderingen te voldoen, kan niet worden gelijkgesteld met het direct vestigen van aanvullende zekerheid ten gunste van de gewaarborgde schuldeiser.

19
Q

ABN AMRO/Marell

A

de bevoegdheid van de bank om de aan
haar verpande vordering te innen, omvat tevens de bevoegdheid
tot uitwinning van de aan die vordering verbonden
zekerheidsrechten. Deze inningsbevoegdheid vloeit voort uit het
pandrecht en strekt tot het beloop van de vordering waarvoor het
pandrecht is verstrekt

20
Q

Van Dooren/Bowie recycling

A

De rangorde van pandrecht wordt normaal gesproken bepaald door tijdstippen. Maar rangwijziging voor pandrechten is mogelijk via analoge toepassing van artikel 3:262 BW (Welke voor hypotheken geldt). Dus de regeling voor rangwijziging voor panden wordt hetzelfde ingevuld als die voor hypotheken.

Daarbij komt de HR deels terug op ABN Amro/Marell: de
inningsbevoegdheid strekt zich uit tot alle vorderingen die door
de pandgever aan de pandhouder zijn verpand, ongeacht het
beloop van de vordering tot zekerheid waarvan het pandrecht is
verstrekt.

21
Q

ING/Gunning q.q.

A

54 fw, staat er niet aan in de weg dat een pandhouder, die met een pandgever een afwijkende verkoop in de zin van 3:251 lid 2 BW is overeengekomen, verrekent met (een deel van) de schuld die de gever aan de pandhouder heeft, ongeacht goede trouw of niet. Bijschrijving op naam client kan ook betaling aan giro-instelling constitueren.

22
Q

De kerseboom/ontvanger

A

girale betaling is verbintenissenrechtelijke figuur,
ontstaan en tenietgaan vorderingen en schulden, niet “houden” van gelden in
goederenrechtelijke zin

23
Q

ING/Manning q.q.

A

De verbintenis van een bank om overeenkomstig een instructie van haar rekeninghouder een betalingsopdracht ten laste van het saldo van de rekeing-courant uit te voeren. Ontstaat pas op het moment dat die instructie wordt gegeven. Het feit dat het geld er staat en dus of uitbetaald kan worden of overgeboekt, is niet afdoende om al aan te nemen dat de verbintenis al bestaat.

24
Q

Huijzer/Rabobank.

A

Een verbintenis tot het doen van een betaling voor een bank ontstaat op het moment dat de rekeninghouder een door de bank aanvaarde concrete betalingsopdracht verstrekt. Dan is de bank gerechtigd het creditsaldo met een corresponderend bedrag te verminderen. Het enkele feit dat de verhouding tussen rekening courant en bank al bestond is niet afdoende voor het aannemen van een verbintenis.

25
Q

Vis/NMB voor 20 maart 2015 faillissement

A

Indien de giroinstelling (bank) aan welke de overschrijvingsopdracht wordt gegven, bij aanvang van de dag van de faillietverklaring, nog niet alle handelingen had verricht, die zij als opdrachtnemer van de schuldenaar ter effectuering van de betaling aan diens schuldeiser gehouden was te verrichten, kan het bedrag door de curator worden teruggeist. Het bedrag moet dus volledig over zijn voor het faillissement. Dus bank van de debiteur moet alles doen. Gebeurt het binnen 1 giro-instelling moet de rekening voor de aanvang van faillissementsdag is gecrediteerd.

26
Q

JPR/Gunning voor faillissement na 20 maart 2015.

A

De curator kan steeds het betaalde terugvorderen waarmee pas na het intreden van de faillissementstoestand de rekening van de schuldeiser is gecrediteerd.

27
Q

Standaardfilms

A

Een ná de faillietverklaring van de gefailleerde verrichte creditering van
diens rekening uit hoofde van een eveneens ná deze faillietverklaring door
een derde verstrekte betaalopdracht valt in de failliete boedel. Verrekening
door de bank o.g.v art. 53 Fw met een bestaand debetsaldo is niet mogelijk,
omdat niet is voldaan aan de voorwaarden van art. 53 Fw

28
Q

Loeffen/Mees en hope

A

De curator kan betalingen die de schuldenaar vóór zijn faillissement verplicht heeft verricht ex. art. 47 Fw aantasten, indien de schuldeiser wist van de faillissementsaanvraag of indien hij samenspande met de schuldenaar (‘overleg’). Indien de schuldenaar een betaling ontvangt op zijn bankrekening met een debetstand en de bank verrekent deze betaling met het debetsaldo, kan de curator ook deze verrekening ten laste van de bank met art. 47 Fw aantasten (Loeffen/Mees en Hope I). Art. 47 Fw vereist voorts dat de boedel is benadeeld (aldus Loeffen/Mees en Hope II).

29
Q

AMRO/THB

A

Verrekening door de bank is in beginsel wel mogelijk als de creditering vóór
de faillietverklaring plaatsvindt. Verrekening is echter uitgesloten als de
bank op dat moment op de hoogte is van de aanvraag van het faillissement –
in de zin van art. 47 Fw – of niet te goeder trouw is in de zin van art. 54 Fw
Zie hiervoor ook Loeffen q.q./BMH I

30
Q

Mulder/CLBN

A

Verrekening door de bank is wel toegestaan als het gaat om crediteringen
ter zake van aan de bank verpande vorderingen.

31
Q

Eurocommerce/Rabobank

A

De bank heeft (ook op grond van de algemene bankvoorwaarden) een openbaar pandrecht op al hetgeen de rekeninghouder van de bank te vorderen heeft. Binnen de rekening-courantverhouding wordt de bank door een betaling van een schuldenaar aan de rekeninghouder op zijn beurt schuldenaar van de rekeninghouder, maar kan de bank deze schuld verrekenen met wat hij van de rekeninghouder te vorderen heeft. De Hoge Raad beslist dat op deze verrekening art. 54 Fw van toepassing is, welk artikel onder omstandigheden aan verrekening in de weg staat. Als betalingen op de rekening binnenkomen na het peilmoment (het moment dat de bank niet meer te goeder trouw is in de zin van art. 54 Fw), mag de bank zich daarop niet verhalen, ook niet op grond van zijn pandrecht.

32
Q

Crienen/Bontrup

A

Het wederkerigheidsvereiste van 53 fw is niet van dwingend recht. Het staat partijen vrij om kruislingse verrekening overeen te komen om partijen die in concernverband opereren tussen meerdere entiteiten van de groep over en weer te verrekenen.

33
Q

Ing/van den Hurk

A

Volgens de Hoge Raad blijkt uit 7:259 BW dat ook sprake kan zijn van een niet-toegestane betalingstransactie ingeval een derde op onrechtmatige wijze, maar met toepassing van de overeengekomen vorm en procedure gebruik maakt van een betaalinstrument. De Hoge Raad overweegt dat uit de tekst van art.56 PSD1, waarop art.7:524 BW destijds was gebaseerd, volgt dat de verplichting van de betaaldienstgebruiker om de betaaldienstverlener onverwijld in kennis te stellen van niet-toegestaan gebruik van een betaalinstrument aanvangt op het moment dat de betaaldienstgebruiker (subjectieve) bekendheid heeft met de niet-toegestane betalingstransactie en dat art.7:524 BW in dezelfde zin moet worden gelezen.

34
Q

RFH/Wittekamp qq.

A

Kan een curator een girale betaling die daags na faillissement is verricht als onverschuldigd terugvorderen van de schuldeiser? Dit kan alleen als daardoor het actief van de boedel is verminderd of het passief is vermeerderd.