Internationaal ondernemingsrecht Flashcards

1
Q

De drie hoofdvragen van het IPR zijn?

A

● Welk recht is van toepassing op de rechtsverhouding? (toepasselijk recht)
● Welke rechter is bevoegd om kennis te nemen van het geschil? (rechtsmacht)
● Kan een buitenlandse rechterlijke beslissing in Nederland worden erkend? (erkenning en tenuitvoerlegging)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Werkwijze van het IPR

A
  1. Is er sprake van een internationaal karakter?
  2. Wat is de grondslag van de vordering? (kwalificatie)
  3. Welk IPR-instrument is van toepassing?
  4. Toepassing van het IPR-instrument om het toepasselijke recht te bepalen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is/doet het IPR?

A

Het IPR is regelneutraal en geeft zelf geen oplossing, maar wijst via een conflictregel het toepasselijke recht aan. De regels over rechtsmacht geven wel direct een oplossing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kwalificatie

A

het brengen van een rechtsvraag onder een conflictregel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Aanpassing

A

het aanpassen van het buitenlandse recht aan de Nederlandse rechtsorde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Renvoi

A

de verwijzing van het ene rechtsstelsel naar het andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Openbare orde

A

de fundamentele rechtsbeginselen van de Nederlandse rechtsorde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wanneer is er sprake van strijd met de fundamenetele rechtsbeginselen van de nederlandse rechtsorde ?

A

De openbare orde in het IPR is een ultimum remedium en wordt niet snel aangenomen. Dit betekent dat het buitenlandse recht alleen buiten toepassing wordt gelaten als het in flagrante strijd is met de fundamentele waarden van de Nederlandse rechtsorde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bronnen van het IPR

A


Verordeningen (bijv. Rome I en Rome II)

Verdragen (bijv. EVEX II, EVO)

Wetten (bijv. Boek 10 BW, Rv)

Rechtspraak (bijv. HvJEU, Hoge Raad)

Doctrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

toetsing in het IPR

A

Het IPR wordt ambtshalve toegepast, wat betekent dat de rechter zelf moet nagaan welk recht van toepassing is en wat de inhoud van het buitenlandse recht is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

IPR met betrekking tot rechtspersonen

A

De sheets bespreken ook rechtspersonen in het IPR, waarbij de erkenning van een buitenlandse rechtspersoon en het toepasselijke recht op een rechtspersoon belangrijke vragen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vleeschmeesters

A

De Hoge Raad oordeelde dat het Franse faillissement in Nederland niet erkend werd. De redenering hierachter was als volgt:

A beargumenteerde dat artikel 169 van de Franse Faillissementswet een bepaling van het contractrecht was. De mestovereenkomst werd beheerst door Frans recht, wat zou leiden tot enkel een natuurlijke verbintenis jegens De Vleeschmeesters.

De Hoge Raad was het hier niet mee eens. Zij stelde dat artikel 169 van de Franse Faillissementswet een bepaling van het Franse faillissementsrecht was en daarom geen werking had in Nederland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ooievaar

A

De vraag die in deze zaak centraal stond, was: welk recht was van toepassing?
Er waren drie mogelijke kwalificaties van de rechtsverhouding:
1. Onrechtmatige daad:
○ De crash was een onrechtmatige daad, en volgens de lex loci damni (de wet van de plaats waar de schade is ontstaan) in art. 4 lid 1 Rome II, zou het recht van Siam van toepassing zijn.

○ Dit zou betekenen dat KLM niet aansprakelijk was voor de fouten van de gezagvoerder.

2.
Vervoerovereenkomst:
○ De crash kon ook gezien worden als een schending van de vervoerovereenkomst (wanprestatie).

○ In dat geval zou de wet van de vestigingsplaats van de vervoerder (art. 5 lid 2 Rome I) van toepassing zijn, wat Nederlands recht zou betekenen.

○ Ook in dit geval zou KLM niet aansprakelijk zijn.
3.
Alimentatie/onderhoudsverplichtingen:
○ De crash leidde tot het overlijden van de echtgenoot, die de bron van inkomsten was voor zijn weduwe.

○Dit kon gezien worden als een onderhoudsverplichting/alimentatie.

○ In dat geval zou de wet van de woonplaats van de onderhoudsgerechtigde (art. 3 lid 1 Haags Alimentatieverdrag) van toepassing zijn, wat Frans recht zou betekenen.
De Hoge Raad kwalificeerde de rechtsverhouding uiteindelijk als een onrechtmatige daad, waardoor het recht van Siam van toepassing was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Erkenning van een buitenlandse rechtspersoon:

A

twee opvattingen over de erkenning: de minimumopvatting (los van het toepasselijke recht) en de maximumopvatting (afhankelijk van het toepasselijke recht).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het toepasselijke recht op een rechtspersoon

A

● Incorporatieleer (leer van de statutaire zetel): Het recht van het land waar de rechtspersoon is opgericht, is van toepassing.

● Leer van de werkelijke zetel: Het recht van het land waar het centrum van bestuursactiviteiten zich bevindt, is van toepassing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Incorporatieleer

A

(leer van de statutaire zetel): Het recht van het land waar de rechtspersoon is opgericht, is van toepassing.

○ Voordelen: eenvoudige toepassing, rechtszekerheid, bevordering internationaal rechtsverkeer en concurrentie.

○Nadeel: mogelijk gebrek aan binding met het gekozen rechtsstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

werkelijke zetel

A

Het recht van het land waar het centrum van bestuursactiviteiten zich bevindt, is van toepassing.

○ Voordelen: aanknoping bij de plaats van feitelijke activiteiten, gelijkheid tussen vennootschappen binnen een staat.

○ Nadelen: moeilijk vaststellen van de bestuurszetel, mogelijk belemmering van concurrentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

via welke leer wordt er in nederland gekeken naar het toepasselijke recht op rechtspersonen?

A

Nederland hanteert de incorporatieleer, zoals vastgelegd in artikel 10:118 BW. Dit artikel bepaalt dat het recht van het land waar de statutaire zetel zich bevindt ten tijde van de oprichting van toepassing is. De omvang van het toepasselijke recht wordt bepaald door artikel 10:119 BW.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

vrijheid van vestiging

A

artikel 49 VWEU: garandeert de vrijheid van vestiging voor vennootschappen die zijn opgericht naar het recht van een lidstaat en hun statutaire zetel, bestuurscentrum of hoofdvestiging in een lidstaat hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

HvJ Daily Mail

A

Lidstaten zijn vrij om het aanknopingspunt voor het IPR-rechtspersonenrecht te kiezen, maar deze keuze mag niet in strijd zijn met de vrijheid van vestiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

HvJ Centros

A

Weigering van inschrijving van een Engelse vennootschap in Denemarken is in strijd met de vrijheid van vestiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

HvJ Überseering

A

Toepassing van de leer van de werkelijke zetel op een rechtsgeldig opgerichte vennootschap uit een andere lidstaat is in strijd met de vrijheid van vestiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

HvJ Inspire Art

A

De Nederlandse Wet Formeel Buitenlandse Vennootschappen (WFBV), gericht op het bestrijden van misbruik van buitenlandse vennootschappen, is in strijd met de vrijheid van vestiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

zetelverplaatsing

A

Artikel 10:120 BW regelt de erkenning van zetelverplaatsing “buitenom”, waarbij de statutaire zetel wordt verplaatst naar een ander land en de vennootschap wordt omgezet in een vennootschap naar het recht van dat land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Omzetting
het proces waarbij een vennootschap verandert van rechtsvorm en/of rechtsstelsel. Richtlijn (EU) 2019/2121 harmoniseert de regels voor grensoverschrijdende omzetting binnen de EU. Deze richtlijn is geïmplementeerd in artikel 2:335 e.v. BW
26
Soorten rechtspersonen in het IPR
● Rechtspersoon naar internationaal publiekrecht: Dit zijn organisaties zoals de EU en de VN. Deze organisaties worden opgericht door staten of andere internationale organisaties en hebben rechtspersoonlijkheid onder internationaal recht. ● Rechtspersoon naar EU-recht: Voorbeelden hiervan zijn de Europese Economische Samenwerkingsvennootschap (EESV) en de Europese Vennootschap (SE). Deze rechtspersonen worden opgericht op basis van Europese verordeningen en richtlijnen en hebben rechtspersoonlijkheid in alle EU-lidstaten. ● Rechtspersoon naar (nationaal) privaatrecht: Dit is de meest voorkomende categorie rechtspersonen. Voorbeelden zijn de BV, NV, GmbH, AG, Sarl, SA, Ltd, Inc en Plc. Deze rechtspersonen worden opgericht op basis van het nationale recht van een specifieke staat. ● Rechtspersoon 'sans loi': Dit zijn rechtspersonen die niet zijn opgericht op basis van een specifieke wet of verordening. Voorbeelden zijn FIDE (de internationale schaakfederatie) en motorclubs zoals de MC Bandidos. De erkenning van deze rechtspersonen is afhankelijk van de nationale wetgeving van het land waar zij actief zijn.
27
voordelen incorporatieleer
 Eenvoudige toepassing  Rechtszekerheid  Bevordering internationaal rechtsverkeer  Bevordering concurrentie
28
nadelen incorporatieleer
 Aanknoping bij een stelsel waarmee geen echte binding bestaat
29
voordelen leer van de werkelijke zetel
Aanknopen bij een stelsel waar activiteiten worden verricht ‘Gelijkheid’ vennootschappen binnen een staat
30
nadeel leer van de incorporatieleer (statutaire zetel)
Vaststellen van de bestuurszetel  Tegenwerken concurrentie
31
belangrijke artikelen m.b.t oprichting
Art. 10:117 BW: corporatie  Niet alleen rechtspersonen, ook vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid * Art. 10:118 BW: incorporatieleer  Let op: ligging van de zetel t.t.v. oprichting in het land van het oprichtingsrecht  Zetel = statutaire zetel * Art. 10:119 BW: omvang van het toepasselijke recht
32
Grensoverschrijdende omzetting
33
1. Wat is het **internationaal privaatrecht (IPR)** en waarom is het nodig?
Het internationaal privaatrecht (IPR) is in beginsel nationaal recht dat geschreven is voor internationale rechtsverhoudingen. Het is nodig omdat bij internationale rechtsverhoudingen meerdere rechtsstelsels van toepassing kunnen zijn, en het IPR lost de conflicten tussen die stelsels op
34
3. Wat is een **conflictregel** en hoe werkt deze?
een zelfstandige regel van het IPR die bepaalt welk recht van toepassing is op een bepaalde internationale rechtsverhouding, bijvoorbeeld art. 4 lid 1 Rome II of art. 10:118 BW
35
4. Wat wordt bedoeld met de **regelneutraliteit van het IPR**?
at het IPR ervan uitgaat dat alle rechtsstelsels gelijk zijn. Het conflictenrecht geeft niet zelf de oplossing, maar wijst via een conflictregel het toepasselijke recht aan dat de oplossing geeft
36
6. Hoe gaat een rechter om met **buitenlands recht** in een Nederlandse rechtszaal?
Een rechter moet de inhoud van het buitenlands recht vaststellen. Buitenlands recht is geen feit dat gesteld of betwist hoeft te worden, en er is geen cassatie mogelijk bij onjuiste toepassing van het buitenlandse recht, behalve bij onvoldoende motivering of onjuiste toepassing van de conflictrege
37
7. Wat is **kwalificatie** in het IPR en waarom is het belangrijk?
het brengen van een rechtsvraag onder een conflictregel. Het is belangrijk om te bepalen waar de casus om draait: is het een contract, een verbintenis uit de wet, etc.
38
8. Wat is **renvoi** en hoe wordt hiermee omgegaan in het IPR?
Renvoi (herverwijzing) is het verschijnsel dat het IPR van een land verwijst naar het recht van een ander land, en dat laatste land verwijst weer terug of naar een derde land. Renvoi is dikwijls uitgesloten, bijvoorbeeld in art. 20 Rome I en art. 24 Rome II
39
9. Wat is het verschil tussen **materieel en formeel IPR**?
Het materiële IPR ziet op de vraag welk recht van toepassing is op een internationale rechtsverhouding, terwijl het formele IPR betrekking heeft op rechtsmacht en erkenning
40
10. Wat is het verschil tussen een **IPR-verdrag en een EPR-verdrag**?
Een IPR-verdrag bevat regels van internationaal privaatrecht, terwijl een EPR-verdrag (eenvormig privaatrecht) zorgt voor uniformering van materieel recht, zoals het Weens Koopverdrag. EPR-verdragen hebben voorrang boven het IPR
41
11. Wat zijn de twee **hoofdvragen** bij het IPR-rechtspersonenrecht?
Erkenning van een buitenlandse rechtspersoon Welk recht is van toepassing op een rechtspersoon
42
12. Wat is de **incorporatieleer** en welke landen passen deze toe?
De incorporatieleer houdt in dat het toepasselijke recht op een vennootschap het recht is van het land waar de vennootschap is opgericht (oprichtingsrecht/rechtskeuzerecht). Nederland past de incorporatieleer toe (art. 10:118 BW)
43
13. Wat is de **leer van de werkelijke zetel** en welke landen passen deze toe?
De leer van de werkelijke zetel houdt in dat het toepasselijke recht op een vennootschap het recht is van het land waar het centrum van de bestuursactiviteiten zich bevindt. Frankrijk en Duitsland passen deze leer toe.
44
14. Wat zijn de voor- en nadelen van de **incorporatieleer versus de leer van de werkelijke zetel**?
De voordelen van de incorporatieleer zijn eenvoud, rechtszekerheid, bevordering van internationaal rechtsverkeer en concurrentie tussen rechtsstelsels. Een nadeel is dat aangeknoopt kan worden bij een rechtsstelsel waarmee de entiteit geen band heeft. De voordelen van de leer van de werkelijke zetel zijn dat aangeknoopt wordt bij een stelsel waar activiteiten worden verricht en 'gelijkheid' van vennootschappen binnen een staat. Nadelen zijn het lastig vaststellen van de bestuurszetel en het tegenwerken van concurrentie
45
15. Hoe beïnvloedt het **Europees recht** de leerstukken van het IPR-rechtspersonenrecht?
met name door de vrijheid van vestiging. Het EU-recht gaat voor nationaal recht, ook op het gebied van niet-geharmoniseerd IPR-rechtspersonenrecht
46
16. Wat houdt de **vrijheid van vestiging** in (art. 49 jo. 54 VWEU)?
De vrijheid van vestiging (art. 49 jo. 54 VWEU) houdt in dat lidstaten van de EU elkaars rechtspersonen moeten erkennen. Art. 54 VWEU definieert vennootschappen/rechtspersonen als entiteiten die zijn opgericht naar het recht van een lidstaat en hun statutaire zetel, bestuurscentrum of hoofdvestiging in een lidstaat hebben
47
17. Wat is de betekenis van het **HvJ Centros arrest** in het kader van de vrijheid van vestiging?
Het HvJ Centros arrest stelt dat een vennootschap die voldoet aan het oprichtingsrecht van een lidstaat (en dus aan art. 54 VWEU), het recht heeft om zich in een andere lidstaat te vestigen, ook als de vennootschap is opgericht met het doel zich in die andere lidstaat te vestigen
48
18. Wat is de betekenis van het **HvJ Überseering arrest** in het kader van de vrijheid van vestiging?
Het HvJ Überseering arrest stelt dat de toepassing van de leer van de werkelijke zetel op een rechtsgeldig bestaande vennootschap uit een andere lidstaat in strijd is met de vrijheid van vestiging. Duitsland moest de Nederlandse BV erkennen
49
19. Wat is de betekenis van het **HvJ Inspire Art arrest** met betrekking tot de WFBV?
Het HvJ Inspire Art arrest oordeelde dat de WFBV (Wet formeel buitenlandse vennootschappen) in strijd is met de vrijheid van vestiging. Dit leidde tot aanpassing van de WFBV, waardoor deze niet van toepassing is op EU-vennootschappen (art. 1 lid 2 WFBV)
50
20. Onder welke voorwaarden is **een zetelverplaatsing** mogelijk?
Een zetelverplaatsing is mogelijk, maar het incorporatieland mag eisen stellen aan het behoud van rechtspersoonlijkheid. De lidstaat van oorsprong mag een rechtspersoon die diens bestuurszetel wil verplaatsen, beletten dit te doen met behoud van oorspronkelijke identiteit, maar het verbieden van omzetting mag niet
51
21. Wat is de **WFBV (Wet formeel buitenlandse vennootschappen)** en wat zijn de belangrijkste artikelen?
De WFBV (Wet formeel buitenlandse vennootschappen) is van toepassing op kapitaalvennootschappen die nagenoeg al hun activiteiten in Nederland hebben en geen band hebben met het land van oprichting (art. 1). Belangrijke artikelen zijn art. 2 (inschrijvingsverplichting), art. 4 (minimum geplaatst kapitaal en eigen vermogen) en art. 6 (aansprakelijkheid)
52
22. Welk recht is van toepassing op de **oprichting** van een vennootschap?
Het recht dat van toepassing is op de oprichting van een vennootschap is het oprichtingsrecht. Dit recht bepaalt zowel de formele als materiële oprichtingseisen
53
23. Wat wordt verstaan onder het **inwendig bestel** van een vennootschap en welke aspecten vallen hieronder?
Het inwendig bestel van een vennootschap omvat de structuur en inrichting, in het bijzonder de bevoegdheden en taken. Art. 10:119 sub b BW bepaalt dat het oprichtingsrecht dit regelt. Hieronder vallen doel, naam en einde van de vennootschap
54
24. Wat regelt art. **10:119 BW**?
de omvang van het toepasselijke recht op een corporatie. Het geeft geen limitatieve opsomming van wat er onder het toepasselijke recht valt.
55
25. Wat is de **Lizzardi-regel**?
56
26. Hoe wordt omgegaan met **certificering** van aandelen in het IPR?
Bij certificering van aandelen is het oprichtingsrecht van belang om te bepalen of certificering is toegestaan en wat de verhouding is tussen administratiekantoor en vennootschap. De verhouding tussen administratiekantoor en certificaathouders is een contractuele relatie die onder Rome I valt
57
27. Wat bepaalt of er sprake kan zijn van **enquêterecht**?
Het bestaan van de mogelijkheid tot enquêterecht hangt af van het oprichtingsrecht. Art. 10:119 sub b BW bepaalt dat dit onder het inwendige bestel valt
58
28. Hoe is de **vertegenwoordiging** van een vennootschap geregeld in het IPR?
De vertegenwoordiging van een vennootschap door een functionaris (bestuurder of commissaris) wordt geregeld door art. 10:119 sub c BW. Beperkingen van de vertegenwoordigingsbevoegdheid vloeien voort uit het oprichtingsrecht
59
29. Wat is de relevantie van het **Haags vertegenwoordigingsverdrag**?
relevant bij een driehoeksverhouding, waarbij een vennootschap een relatie heeft met een procuratiehouder die namens de vennootschap vertegenwoordigt jegens een derde. Het verdrag bepaalt welk recht van toepassing is op de relatie tussen vertegenwoordiger en derde of vennootschap en derde.
60
30. Wat is de hoofdregel voor **bestuurdersaansprakelijkheid** in het IPR?
De hoofdregel voor bestuurdersaansprakelijkheid is dat het oprichtingsrecht van de vennootschap bepaalt of de bestuurder mede-aansprakelijk is (art. 10:119 sub d jo. 118 BW
61
31. Wat is de relevantie van art. **10:121 BW** bij faillissement?
Art. 10:121 BW is relevant bij faillissement, en bepaalt dat in geval van faillissement in Nederland art. 2:138/248 BW van overeenkomstige toepassing is. Dit geldt voor kapitaalvennootschappen die onderworpen zijn aan Vpb en door de Nederlandse rechter failliet zijn verklaard
62
32. Wat is de betekenis van het **Kornhaas/Dithmar arrest** met betrekking tot bestuurdersaansprakelijkheid?
Het Kornhaas/Dithmar arrest bepaalde dat een regeling die bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement bepaalt, niet in strijd is met de vrijheid van vestiging en geen discriminatie oplevert. Het gaat om insolventierecht, niet vennootschapsrecht
63
33. Wanneer is art. **2:11 BW** van toepassing op het bestuur van een vennootschap in het buitenland?
Art. 2:11 BW is slechts van toepassing bij een keten van Nederlandse rechtspersonen. Bij tussenkomst van een buitenlandse vennootschap wordt de aansprakelijkheidsketen doorbroken
64
34. Welke **bronnen** zijn relevant voor het IPR inzake onrechtmatige daad?
Verordening Rome II ◦ Haags Productaansprakelijkheidsverdrag ◦ Haags Verkeersongevallenverdrag ◦ Wet Conflictenrecht Onrechtmatige Daad (WCOD) ◦ Art. 10:157 t/m art. 10:159 BW
65
35. Wat is het **temporeel toepassingsgebied** van de verschillende bronnen?
Het temporeel toepassingsgebied gaat over het tijdvak waarin een verdrag van toepassing is, waarbij het moment van de schade-activiteit als ijkpunt wordt genomen. Voor Rome II is dit op en na 11 januari 2009 (art. 32 Rome II).
66
36. Wat is de hoofdregel voor het toepasselijk recht bij een onrechtmatige daad volgens **Rome II**?
De hoofdregel voor het toepasselijk recht bij een onrechtmatige daad volgens Rome II is de lex loci damni: de plaats waar de schade ontstaat (art. 4 lid 1 Rome II)
67
37. Wat is de betekenis van de **lex loci damni**?
De betekenis van de lex loci damni is het recht van het land waar de schade intreedt. Het is niet per se de plek waar de schadeveroorzakende activiteit plaatsvindt
68
38. Hoe wordt de **lokalisatie van schade** bepaald bij een onrechtmatige daad?
De lokalisatie van schade bij een onrechtmatige daad betreft de plaats waar de directe schade intreedt, niet de indirecte of afgeleide schade. Bij zuiver financiële schade kan dit problematisch zijn
69
39. Wat is de relevantie van art. **14 Rome II** met betrekking tot rechtskeuze?
De relevantie van art. 14 Rome II met betrekking tot rechtskeuze is dat het partijen de mogelijkheid biedt om het toepasselijke recht te kiezen. In B2B-relaties kan dit vooraf en achteraf, in B2C-relaties slechts achteraf
70
40. Hoe wordt **milieuaansprakelijkheid** behandeld in Rome II?
Milieuaansprakelijkheid wordt behandeld onder Rome II, waarbij de lex loci damni van toepassing is. Als het erfolgsort (plaats van schade) in meerdere landen ligt, moet het recht van die landen worden toegepast
71
41. Welke **beperkingen** zijn er aan een rechtskeuze van partijen in een overeenkomst?
De beperkingen aan een rechtskeuze van partijen in een overeenkomst zijn dat het alleen toelaatbaar is bij een overeenkomst die een internationaal karakter draagt, en voor zover de wet zich daar niet tegen verzet (Nederlandse voorrangsregels en bijzondere bepalingen)
72
42. Wat is de **hoofdregel** van Rome I indien er geen rechtskeuze is?
De hoofdregel van Rome I indien er geen rechtskeuze is, is dat de overeenkomst wordt beheerst door het recht van het land waar de partij die de kenmerkende prestatie moet verrichten, haar gewone verblijfplaats heeft (art. 4 Rome I)
73
43. Hoe werkt art. **6 Rome I** met betrekking tot consumentenovereenkomsten?
Art. 6 Rome I met betrekking tot consumentenovereenkomsten bepaalt dat, indien aan de voorwaarden is voldaan, het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft van toepassing is. Een rechtskeuze is niet uitgesloten, maar de consument verliest niet de bescherming van zijn eigen recht
74
44. Wat is het **Weens Koopverdrag (WKV)** en wanneer is het van toepassing?
Het Weens Koopverdrag (WKV) is van toepassing op internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken tussen partijen die in verschillende staten gevestigd zijn, mits die staten partij zijn bij het verdrag
75
45. Hoe worden **distributie- en agentuurovereenkomsten** behandeld in het IPR?
Distributie- en agentuurovereenkomsten worden behandeld in het IPR volgens de regels van Rome I. Zonder rechtskeuze wordt het recht van het land van de vestiging van de distributeur toegepast (art. 4 lid 1 Rome I)
76
46. Welk recht is van toepassing op de **overdracht van aandelen**?
Het recht dat van toepassing is op de overdracht van aandelen wordt beheerst door het incorporatierecht (art. 10:138 lid 4 en 10:139 lid 2 BW). Er moet onderscheid worden gemaakt tussen de overeenkomst tot overdracht en de goederenrechtelijke overeenkomst van overdracht
77
47. Wat is de relevantie van art. **10:137 BW** met betrekking tot aandelen aan toonder?
De relevantie van art. 10:137 BW met betrekking tot aandelen aan toonder is dat het recht van de staat op welk grondgebied het aandeelbewijs zich bevindt, bepaalt of dat aandeelbewijs een aandeel op naam of aan toonder is
78
48. Hoe wordt de overdracht van **aandelen op naam** behandeld?
De overdracht van aandelen op naam wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op de vennootschap die het aandeel uitgeeft (incorporatierecht naar Nederlands IPR) (art. 10:138 BW
79
49. Wat is de **lex rei sitae**?
De lex rei sitae is het recht van het land waar de zaak zich bevindt. Dit is van toepassing op goederenrechtelijke kwesties met betrekking tot roerende en onroerende zaken (art. 10:127-133 BW)
80
50. Wat is de **COMI-regel**?
81
Welke soorten vermogen hebben een aparte IPR-regel?
registergoederen
82
V2: Waarom is het belangrijk om te weten welk recht van toepassing is op zekerheidsrechten? A2: Een schuldeiser wil zeker weten dat hij een geldig zekerheidsrecht heeft op vermogensbestanddelen van zijn schuldenaar
die hij zowel in als buiten faillissement kan uitwinnen
83
V3: Welke stappen moet een rechter nemen om te bepalen of een zekerheidsrecht geldig is en welke rang het inneemt? A3: De rechter moet de volgende stappen nemen:
1. Het toepasselijke recht bepalen via de nationale IPR-regels. 2. Nagaan of het zekerheidsrecht geldig is gevestigd volgens dat recht. 3. Vaststellen of er derden zijn die rechten claimen met betrekking tot hetzelfde vermogensbestanddeel en welk recht de rangorde tussen de crediteur en de derde beheerst. 4. Verifiëren of het zekerheidsrecht kan worden erkend en uitgewonnen volgens de eigen IPR-regels van de rechter.
84
Welk recht is van toepassing op onroerende en roerende zaken?
Het recht van het land van ligging (lex rei sitae) beheerst het goederenrechtelijk regime.
85
Wat bepaalt het recht van het land van ligging (lex rei sitae) met betrekking tot onroerende en roerende zaken? 10:127 lid 1 jo 4E BW
Het recht van het land van ligging bepaalt: 1. Of een zaak een onroerende goed is 2. wat een bestanddeel is van die zaak 3. of een zaak vatbaar is voor overdracht of voor de vestiging van een zekerheidsrecht 4. welke vereisten aan de overdracht of vestiging zekerheidsrecht worden gesteld 5. welke rechten op een zaak kunnen rusten en wat de aard en inhoud is van die rechten 6. Op welke wijze die rechten ontstaan, zich wijzigen, overgaan en tenietgaan en hun onderlinge verhouding.
86
Wat gebeurt er als een roerende zaak naar een andere jurisdictie wordt verplaatst nadat er een recht op is verkregen?
Als een recht op een zaak eenmaal geldig is verkregenblijft dat recht behouden ook als de zaak naar een andere jurisdictie wordt verplaatst. Echter, deze rechten kunnen niet worden uitgeoefend op een wijze die onverenigbaar is met het recht van de staat op welks grondgebied de zaak zich ten tijde van die uitoefening bevindt.
87
V7: Welk recht is van toepassing op het goederenrechtelijk regime van teboekgestelde schepen en vliegtuigen?
Het goederenrechtelijk regime wordt beheerst door het recht van het land waar het schip of vliegtuig is teboekgesteld.
88
Welk recht is van toepassing op girale effecten?
Het goederenrechtelijk regime wordt beheerst door het recht van de staat op wiens grondgebied de rekening waarin de effecten worden geadministreerd wordt gehouden.
89
Hoe worden buitenlandse zekerheidsrechten in Nederland erkend?
Indien een buitenlands zekerheidsrecht conform het ingevolge het Nederlandse IPR daarop toepasselijke recht geldig is gevestigd, wordt dat zekerheidsrecht in Nederland erkend. De rechthebbende verkrijgt de bevoegdheden en rang overeenkomstig het Nederlandse zekerheidsrecht dat naar inhoud en strekking gelijk kan worden gesteld met het buitenlandse zekerheidsrecht (assimilatie).
90
Wat is een trust en welk recht is van toepassing?
A10: Een trust is een rechtsbetrekking waarbij goederen onder de macht van een trustee worden gebracht ten behoeve van een begunstigde of voor een bepaald doel. Het toepasselijke recht is het gekozen recht mits dat recht de rechtsfiguur van de trust kent. Bij gebreke van een rechtskeuze is het het nauwst verbonden recht van toepassing.
91
1. Welke **risico's** zijn er bij het vestigen van een zekerheidsrecht in een internationale context?
Helemaal geen zekerheidsrecht. ◦ Geen derdenwerking. ◦ Lagere rang dan beoogd bij vestiging. ◦ Niet inroepbaar tegen een curator.
92
2. Welke **vermogensbestanddelen** zijn genoemd in de context van internationaal ondernemingsrecht en goederenrecht?
Onroerende en roerende zaken. ◦ Aandelen. ◦ Girale effecten/effectenrekening. ◦ Vorderingen op naam. ◦ IE rechten. ◦ Aandelen aan toonder. ◦ (andere) Effecten. ◦ Bankrekening. ◦ Aandelen op naam. ◦ Genoteerde aandelen. ◦ Goodwill.
93
3. Hoe bepaalt men of een zaak **roerend of onroerend** is in het kader van IPR?
Volgens art. 10:127 lid 1 BW wordt het goederenrechtelijk regime beheerst door het recht van het land van ligging. ◦ Art. 10:127 lid 4 BW bepaalt dat daaronder mede wordt verstaan of een zaak roerend of onroerend is.
94
4. Wat is de betekenis van de **lex rei sitae** en hoe wordt deze toegepast op roerende zaken?
De lex rei sitae is het recht van het land van ligging. ◦ Voor roerende zaken geldt de lex rei sitae ten tijde van het relevante rechtsfeit (art. 10:127 lid 5). Het tijdstip waarop de noodzakelijke rechtsfeiten plaatsvinden, is bepalend voor het toepasselijke recht.
95
Hoe werkt het **eigendomsvoorbehoud** in een internationale context en welke keuzes kunnen partijen maken met betrekking tot het toepasselijke recht?
Art. 10:128 BW: de goederenrechtelijke aspecten van een eigendomsvoorbehoud worden beheerst door het recht van het land van ligging ten tijde van de levering. ◦ De verbintenissen die daaruit kunnen voortvloeien, worden echter beheerst door het daarop toepasselijke recht. ◦ Partijen kunnen echter voor het recht van het land van bestemming kiezen
96
Welk recht is van toepassing op de **goederenrechtelijke gevolgen van het recht van reclame**?
Er is geen specifieke regel in Boek 10 BW. ◦ De goederenrechtelijke gevolgen worden beheerst door het recht van het land van ligging ten tijde van de inroeping. ◦ De goederenrechtelijke gevolgen van het wegvallen van de titel (ontbinding, vernietiging) worden beheerst door de wet van ligging (ten tijde van het wegvallen van de titel – 10:127 lid 1 en 5 BW).
97
Hoe wordt **derdenbescherming** beoordeeld bij de verkrijging van goederen in een internationale context?
Art. 10:131 BW bepaalt dat het recht van het land van ligging ten tijde van de verkrijging bepaalt of de verkrijger wordt beschermd tegen de beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder
98
8. Welke **factoren** zijn van belang bij de bepaling van het goederenrechtelijk regime van **aandelen op naam en aandelen aan toonder**?
Aandelen op naam: Het goederenrechtelijk regime wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op de uitgevende vennootschap (art. 10:138 BW). ◦ Aandelen aan toonder: Het goederenrechtelijk regime wordt beheerst door het recht van de staat waar het toonderstuk zich bevindt (art. 10:139 BW).
99
9. Hoe wordt het **goederenrechtelijk regime** van **girale effecten** bepaald?
Indien een effect behoort tot een verzameling effecten die giraal overdraagbaar zijn, wordt het goederenrechtelijk regime beheerst door het recht dat ingevolge artikel 10:141 BW van toepassing is. ◦ Het recht van de staat op welks grondgebied de rekening waarin de effecten worden geadministreerd, wordt gehouden.
100
10. Wat zijn de belangrijkste aspecten van de **erkenning van buitenlandse zekerheidsrechten** in Nederland?
Indien een buitenlands zekerheidsrecht conform het ingevolge het Nederlandse IPR daarop toepasselijke recht geldig is gevestigd, wordt dat zekerheidsrecht in Nederland erkend. ◦ De rechthebbende verkrijgt de bevoegdheden en rang overeenkomstig het Nederlandse zekerheidsrecht dat naar inhoud en strekking gelijk kan worden gesteld met het buitenlandse zekerheidsrecht (assimilatie).
101
Europese Insolventieverordening IVO
102
COMI | ce
centrum van voornaamste belangen
103
HvJEU Eurofood
failissement Eurofood ltd. 2 procedures geopent in Italie en Ierland welke is de hoofdprocedure ?
104
HvJEU: kan een rechter toetsen aan het oordeel van de rechter van een andere rechtstaat ?
nee maar artikel 5/33 IVO
105
uitkomst HvJEU Eurofood
HvJEU Eurofood: de aanwijzing van een provisional liquidator is te kwalificeren als het openen van een hoofdprocedure
106
HvJEU Interedil
Het centrum van de voornaamste belangen van een schuldplichtige vennootschap moet worden vastgesteld door voorrang te geven aan de plaats van het hoofdbestuur van deze vennootschap zoals die aan de hand van objectieve en voor derden verifieerbare gegevens kan worden bepaald. uit een integrale beoordeling van alle relevante factoren op een voor derden verifieerbare wijze blijkt dat het werkelijke centrum van bestuur en toezicht van deze vennootschap en van het beheer over haar belangen zich in die andere lidstaat bevindt
107
COMI na HvJEU Eurofood en Intredil
* “In het geval van een vennootschap moet dit vermoeden weerlegbaar zijn indien: * de lidstaat waar het hoofdkantoor van de vennootschap is gelegen een andere lidstaat is dan de lidstaat van haar statutaire zetel en * indien uit een integrale beoordeling van alle relevante factoren op een voor derden verifieerbare wijze blijkt dat het werkelijke centrum van bestuur en toezicht van de vennootschap en van het beheer over haar belangen zich in die andere lidstaat bevindt.”
108
vestiging volgens IVO
art 2 lid 10 IVO
109
1. Welke **onderwerpen** worden behandeld in het kader van internationaal insolventierecht?
Onderwerpen die behandeld worden zijn onder meer de Europese Insolventieverordening (IVO), COMI (centrum van de voornaamste belangen), toepasselijk recht, en de afbakening tussen de IVO en algemeen IPR. Ook de wereld buiten de IVO wordt behandeld
110
2. Welke **aspecten van het insolventierecht** worden op Europees niveau geharmoniseerd?
Er is weinig geharmoniseerd insolventierecht, maar er is een voorstel van de EU Commissie voor een Richtlijn ter harmonisatie van bepaalde aspecten.
111
3. Wat zijn de **vier onderwerpen** die overblijven in het aangepaste voorstel van de EU-richtlijn ter harmonisatie van het insolventierecht?
verplichting bestuurders om faillissement aan te vragen bij insolventie; pauliana; bevoegdheden curatoren om vermogensbestanddelen terug te halen; en transparantie
112
4. Wat is de **BRRD** en in welke context wordt deze genoemd?
De BRRD (Bank Recovery and Resolution Directive) wordt genoemd als een van de uitzonderingen op de geringe harmonisatie van het insolventierecht
113
5. Wat is de **Herstructureringsrichtlijn** en wat is de relevantie ervan?
De Herstructureringsrichtlijn is de Europese equivalent van de WHOA en wordt genoemd als een uitzondering op de geringe harmonisatie van het insolventierecht.
114
6. Wat zijn de **opvallende verschillen** in het insolventierecht binnen de EU?
Opvallende verschillen binnen de EU betreffen onder meer de rang van de fiscus, de positie van werknemers, pauliana, aandeelhoudersleningen, bestuurdersaansprakelijkheid, reorganisatie (debt for equity swap) en prepack.
115
7. Welke **factoren** spelen een rol bij de keuze voor de toepasselijkheid van een bepaald recht in het insolventierecht?
Afhankelijk van de positie hebben verschillende partijen belang bij de toepasselijkheid van een bepaald recht. Ook andere factoren spelen een rol.
116
8. Welke **hoofdregel** geldt voor de bevoegde rechter binnen de EU buiten insolventie?
Binnen de EU is de hoofdregel voor de bevoegde rechter buiten insolventie de woonplaats van de gedaagde (art. 4 EEX) volgens de Brussel I bis of EEX II Verordening.
117
9. Welke **hoofdregel** geldt voor het toepasselijk recht buiten insolventie volgens de Rome I en Rome II Verordeningen?
De hoofdregel voor het toepasselijk recht buiten insolventie is rechtskeuze (art. 3 Rome I) en de plaats van schade (art. 4 Rome II) Lex locii damni
118
10. Hoe verloopt de **erkenning en tenuitvoerlegging** van beslissingen binnen de EU buiten insolventie?
Binnen de EU verloopt de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen buiten insolventie volgens de Brussel I bis of EEX II Verordening. Erkenning geschiedt zonder exequatur (art. 26 jo 53 EEX)
119
11. Waarom is **insolventie uitgesloten** van de EEX-Verordening II?
Insolventie is uitgesloten van de EEX-Verordening II omdat deze verordening niet van toepassing is op faillissement, akkoorden en andere soortgelijke procedures.
120
12. Welke **gevolgen** heeft het ontbreken van uniforme IPR-regels omtrent bevoegdheid, toepasselijk recht en erkenning van buitenlandse insolventieprocedures
Zonder Insolventieverordening II (IVO) zijn er geen uniforme IPR regels omtrent bevoegdheid voor het openen van insolventieprocedures, toepasselijk recht op insolventieprocedures of de erkenning van buitenlandse insolventieprocedures
121
13. Welke **regels** geeft de IVO
De IVO geeft regels omtrent bevoegdheid, toepasselijk recht en erkenning
122
14. Wanneer is de **IVO van toepassing**?
De IVO is van toepassing indien COMI schuldenaar in een EU lidstaat (m.u.v. Denemarken) is gelegen
123
15. Wat bepaalt **artikel 3 IVO** met betrekking tot de bevoegde rechter?
Artikel 3 IVO bepaalt dat de bevoegde rechter voor de hoofdprocedure de plaats is waar de COMI van de schuldenaar is gelegen en de bevoegde rechter voor de territoriale procedure de plaats is waar zich een “vestiging” van de schuldenaar bevindt
124
16. Wat is de hoofdregel met betrekking tot het toepasselijk recht volgens de IVO?
De hoofdregel met betrekking tot het toepasselijk recht volgens de IVO is de lex concursus
125
17. Wat is het automatische effect van de opening van een procedure binnen de EU volgens de IVO?
126
18. Wat is de **basisstructuur** van de bevoegdheid volgens artikel 3 IVO?
De basisstructuur van de bevoegdheid volgens artikel 3 IVO bestaat uit een hoofdprocedure (art. 3 lid 1 IVO) met universele werking binnen de EU en een territoriale procedure (art. 3 lid 2 IVO) met werking beperkt tot vestigingen en activa binnen het grondgebied van de staat van territoriale procedure
127
19. Wat is de **universele werking** van de hoofdprocedure binnen de EU?
128
20. Wat is de **werking** van een territoriale procedure?
De werking van een territoriale procedure is beperkt tot vestigingen en activa binnen het grondgebied van de staat van territoriale procedure
129
21. Wat wordt verstaan onder het **centrum van de voornaamste belangen (COMI)** van de schuldenaar?
Het centrum van de voornaamste belangen is de plaats waar de schuldenaar gewoonlijk het beheer over zijn belangen voert en die als zodanig voor derden herkenbaar is
130
22. Waar wordt het **COMI vermoed** te zijn gelegen bij vennootschappen en rechtspersonen?
COMI wordt vermoed de plaats van de statutaire zetel te zijn bij vennootschappen en rechtspersonen, zolang het tegendeel niet is bewezen
131
23. Hoe moet worden omgegaan met **groepen van vennootschappen** in het kader van insolventie?
De allerbelangrijkste regel is: per rechtspersoon een hoofdprocedure. Bij ‘vestigingen’ (geen aparte rechtspersoon!) is mogelijk nog een secundaire procedure
132
24. Wat zijn de **gevolgen** van een faillissement van een moeder- of dochteronderneming?
Geen gevolgen voor de moeder bij faillissement van de dochter. De moeder heeft aandelen die zeer waarschijnlijk waardeloos zijn
133
25. Wat is de **allerbelangrijkste regel** met betrekking tot insolventieprocedures bij rechtspersonen en vestigingen?
De allerbelangrijkste regel is: per rechtspersoon een hoofdprocedure. Bij ‘vestigingen’ (geen aparte rechtspersoon!) is mogelijk nog een secundaire procedure
134
28. Wat was de **uitspraak van het HvJ EU** met betrekking tot COMI in de zaak Eurofood I?
Bij een dochtermaatschappij met statutaire zetel in een andere lidstaat dan de moedermaatschappij, kan het vermoeden van artikel 3, lid 1 pas worden weerlegd indien aan de hand van objectieve, voor derden verifieerbare factoren kan worden aangetoond dat de werkelijke situatie verschilt van die welke aanknoping bij de statutaire zetel wordt geacht te weerspiegelen
135
29. Wanneer kan het **vermoeden van artikel 3 lid 1** worden weerlegd bij een dochtermaatschappij?
Het vermoeden kan worden weerlegd indien de dochtermaatschappij geen enkele activiteit uitoefent op het grondgebied van de lidstaat waar haar zetel is. Het feit dat haar economische keuzen worden of kunnen worden bepaald door een moedermaatschappij in een andere lidstaat is niet voldoende om het vermoeden buiten beschouwing te laten, wanneer de dochtervennootschap activiteiten uitoefent op het grondgebied van de lidstaat van haar zetel
136
30. Kan een **rechter het oordeel van een rechter** van een andere lidstaat toetsen volgens het HvJ EU in Eurofood II?
Nee, een rechter kan het oordeel van een rechter van een andere lidstaat niet toetsen
137
31. Welke **grenzen** zijn er aan de erkenning van een in een andere lidstaat geopende procedure?
Een lidstaat kan weigeren een in een andere lidstaat geopende procedure te erkennen indien bij de opening een fundamenteel recht van betrokkene om te worden gehoord, kennelijk is geschonden. De belangrijkste grens is appel in de openende lidstaat
138
32. Wat was de **uitkomst** in de zaak Eurofood volgens het HvJEU?
Hoewel in Ierland slechts een voorlopige procedure was geopend, kwalificeerde de opening van de procedure met de benoeming van een voorlopige liquidator als een hoofdprocedure. De Ierse procedure is de hoofdprocedure
139
34. Wat was de **uitspraak van het HvJEU in Interedil** met betrekking tot COMI?
Het centrum van de voornaamste belangen van een schuldplichtige vennootschap moet worden vastgesteld door voorrang te geven aan de plaats van het hoofdbestuur van deze vennootschap zoals die aan de hand van objectieve en voor derden verifieerbare gegevens kan worden bepaald
140
35. Hoe wordt het **COMI krachtig samengevat** in Considerans IVO II nummer 30?
In het geval van een vennootschap moet dit vermoeden weerlegbaar zijn indien: de lidstaat waar het hoofdkantoor van de vennootschap is gelegen een andere lidstaat is dan de lidstaat van haar statutaire zetel én indien uit een integrale beoordeling van alle relevante factoren op een voor derden verifieerbare wijze blijkt dat het werkelijke centrum van bestuur en toezicht van de vennootschap en van het beheer over haar belangen zich in die andere lidstaat bevindt
141
36. Wat wordt verstaan onder een **vestiging** volgens artikel 2 lid 10 IVO?
Elke plaats van handeling waar de schuldenaar met behulp van mensen en goederen een economische activiteit uitoefent die niet van tijdelijke aard is
142
37. Welke **twee typen territoriale procedures** zijn er?
Secundair aan de hoofdprocedure (art. 3 lid 2 en lid 3 IVO) en zelfstandige territoriale procedure; lokale procedure zonder hoofdprocedure (art. 3 lid 2 en lid 4 IVO)
143
38. Wat zijn de **basisuitgangspunten** van een territoriale procedure?
Beperkt tot activa in dat land, toepasselijk recht is recht van vestiging, vooral voor rangorde, communicatie kan in eigen taal en betekent niet dat lokale activa alleen voor lokale schuldeisers zijn. Curatoren zijn verplicht vorderingen over en weer in te dienen
144
39. Wat is de **lex fori concursus** en waarop is deze van toepassing volgens artikel 7 IVO?
De lex fori concursus is in beginsel van toepassing op de insolventieprocedure en de gevolgen daarvan (lid 1). De lex concursus is bovendien van toepassing op o.a. de omvang van de boedel, de bevoegdheden van de insolventiefunctionaris en de schuldenaar, verrekening, gevolgen voor lopende overeenkomsten, verificatie, rangorde, akkoorden en regels betreffende nietigheid/vernietigbaarheid nadelige handelingen - Pauliana
145
40. Welke **uitzonderingen** zijn er op de lex concursus?
Uitzonderingen zijn: zakelijke rechten (art. 8 IVO), eigendomsvoorbehoud (art. 10 IVO), verrekening, overeenkomsten betreffende onroerend goed (art. 11 IVO), arbeidsovereenkomst (art. 13 IVO) en actio pauliana
146
41. Wat bepaalt **artikel 16 IVO** met betrekking tot nadelige handelingen (Pauliana)?
Artikel 7 lid 2 sub m is niet van toepassing indien degene die voordeel heeft gehad bij een voor het geheel van schuldeisers nadelige handeling bewijst: dat deze handeling onderworpen is aan het recht van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de procedure is geopend, en dat dat recht in het gegeven geval niet voorziet in de mogelijkheid om die handeling te bestrijden
147
42. Welke **grensvlakken** zijn er tussen de IVO en andere verordeningen met name EEX II?
Grensvlakken zijn er met name met EEX II met betrekking tot de bevoegdheid inzake vorderingen die gedurende een insolventieprocedure worden ingesteld (anders dan het openen van de procedure)
148
43. Wat is de **werking** van de Europese Insolventieverordening ten aanzien van partijen buiten de Europese Unie?
De werking van de Europese Insolventieverordening ten aanzien van partijen buiten de Europese Unie is een grens van de IVO
149
44. Wat is de **centrale vraag** in de zaak HvJEU Seagon/Deko (2009) met betrekking tot de bevoegde rechter bij Pauliana?
De centrale vraag is: Geldt de insolventieverordening of EEX II?
150
45. Wat is de **uitspraak van het HvJEU** in de zaak Seagon/Deko?
De uitspraak is dat Pauliana een typische insolventievordering is en buiten EEX II valt. Pauliana valt onder de Insolventieverordening en het forum concursus is bevoegd
151
46. Wat is de **uitspraak van het HvJEU** in de zaak Schmid/Hertel (2014) met betrekking tot de vestiging van de wederpartij buiten de EU?
De uitspraak is dat het forum concursus gewoon bevoegd is. Of de uitspraak van het forum concursus wordt erkend in de staat waar de wederpartij is gevestigd doet voor de bevoegdheidsvraag niet ter zake
152
47. Wat bepaalt **artikel 6 IVO II** met betrekking tot de codificatie en uitbreiding van de bevoegde rechter?
De rechter van de lidstaat op het grondgebied waarvan een insolventieprocedure is geopend overeenkomstig artikel 3, is bevoegd voor alle vorderingen die rechtstreeks uit de insolventieprocedure voortvloeien en er nauw verband mee houden, zoals vorderingen tot nietigverklaring
153
48. Hoe ver gaat de **uitbreiding van de bevoegde rechter** volgens considerans IVO II nummer 35?
Indien een dergelijke vordering verband houdt met een andere, op algemeen burgerlijk of handelsrecht gebaseerde vordering, dient de insolventiefunctionaris beide vorderingen bij de rechter van de woonplaats van de verweerder te kunnen instellen als hij instelling van de vordering bij die rechter doeltreffender acht
154
49. Welke **vorderingen vallen in ieder geval** binnen artikel 6 IVO?
In ieder geval de Pauliana en waarschijnlijk ook vorderingen uit hoofde van art. 2:248 BW – onbehoorlijk bestuur
155
50. Welke **vorderingen vallen buiten artikel 6 IVO**?
Het feit dat de curator een vordering instelt is niet voldoende! Ook de zogenaamde Peeters/Gatzen-vordering valt buiten de IVO.
156
Lex concurus
het recht dat in beginsel van toepassing is op de insolventieprocedure en de gevolgen daarvan. Artikel 7 IVO bepaalt dat de lex fori concursus van toepassing is op de insolventieprocedure, inclusief: * De omvang van de boedel * De bevoegdheden van de insolventiefunctionaris en de schuldenaar * Verrekening (let op art. 9 IVO) * De gevolgen voor lopende overeenkomsten (let op art. 11 en 13 IVO) * Verificatie * Rangorde (let op art. 8 en 10 IVO) * Akkoorden * Regels betreffende nietigheid/vernietigbaarheid nadelige handelingen - Pauliana (let op art. 16 IVO)
157
HR Gazprom : Een buitenlands vonnis wordt in beginsel erkend indien aan de volgende vier voorwaarden wordt voldaan....
(i) de rechter heeft zich bevoegd geacht op basis van een internationaal erkende bevoegdheidsgrond; * (ii) de beslissing voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging; * (iii) de beslissing is niet in strijd met de Nederlandse openbare orde; en * (iv) de beslissing is niet onverenigbaar met een Nederlandse, of een in Nederland voor erkenning en tenuitvoerlegging vatbare andere buitenlandse, beslissing.
158
HR Yukos 4
een buitenlands failissement kan ook worden erkend in nederland indien het voldoet aan de 4 vereisten uit HR Gazprom
159
Welke rechter is bevoegd om van een internationaal geschil kennis te nemen ?
* EVEX II (Verdrag van Lugano 2007) * Haags Forumkeuzeverdrag * Brussel 1-bis * wetboek van burgelijke rechtsvordering
160
jegens wie geldt Brussel 1-Bis?
tussen alle lidstaten (tot 1 januari 2021 ook het VK) Bijzondere positie Denemarken: afzonderlijke overeenkomst ter aansluiting
161
Jegens wie geldt EVEX 2 (verdrag van Lugano)
Alle lidstaten + ZIJN-landen (zwitserland, Ijsland en Noorwegen)
162
Wanneer is EVEX 2 van toepassing ?
1. Gedaagde woonplaats in een ZIJN-staat 2. Rechter van een ZIJN-staat als bevoegd gekozen 3. Exclusieve bevoegdheid van de rechter van een ZIJN-staat altijd art 64 EVEX II
163
art 1.1 Brussel 1-bis 1
Zowel voor rechtsmacht als erkenning/tenuitvoerlegging materieel toepassingsgebied : Burgerlijke en handelszaken - positie overheidsorganen: hoe handelt de overheid? vanuit overheidsbevoegdheid-> niet van toepassing. als private partij dan wel - uitzonderingen: - familierecht, - insolventierecht, - arbitrage, - sociale zekerheid
164
Bevoegdheidssystematiek van Brussel 1-bis
Art 1 materieel toepassingsgebied | art 5 en 6 formeel toepassingsgebied | art 24 exclusieve bevoegdheden | art 26 stilzwijgende formumkeuze - art 10-23 autonome bevoegdheden | art 25 forumkeuze | art 4 | art 7 t/m 9 alternatieve bevoegdheden
165
wat wordt er in art 24 van Brussel 1-bis geregeld
de gevallen waarin een specifieke rechter exclusief bevoegd is. er is dan geen mogelijkheid tot forumkeuze ongeacht van de woonplaats van partijen
166
welke vormen van forumkeuze zijn er ?
Uitdrukkelijke forumkeuze : door een afspraak tussen partijen (ART 25) Stilzwijgende forumkeuze : door verschijning door de rechter (ART 26)
167
ART 26 Brussel 1 bis
verschijning schept competentie cddf geen betwisting van de rechtsmacht van de rechter (behalve voor alle weren ex art 11 RV)
168
# d Vergewisplicht ex art 26 lid 2 Brussel 1-bis
wanneer een verweerder in rechte verschijnt zonder de bevoegdheid van de rechter te betwisten, moet de rechter ambtshalve moet nagaan of hij op grond van de verordening bevoegd is in gevallen waarin de verweerder zijn woonplaats buiten de EU heeft voor sociaal economisch zwakkere partijen
169
Forum Rei
art 4 Brussel 1-bis : rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd woonplaats eiser irrelevant wie eist die reist wat is een woonplaats ? -> 62 en 63 Brussel 1 bis
170
Forum non conveniens
HVJ Owusu/Jackson: inroepen van onjuist forum : - Forum non conveniens is binnen de EU niet toegestaan als de rechter bevoegd is op basis van de Brussel I-bis Verordening. - EU-rechters moeten hun bevoegdheid handhaven, zelfs als een ander land beter geschikt lijkt.
171
Forum contractus
voor Contractuele geschillen wordt de forumkeuze geregeld in art 7 lid 1 onder sub a -> plaats uitvoering verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt
172
mozaiek principe
ex art 7 lid 1 sub a kunnen rechters zich bevoegd verklaren voor het gedeelte van een contract dat ten uitvoer wordt gelegd op hun grondgebied geldt niet voor diensten en de levering van goederen
173
Wanneer is het Weens Koopverdrag van toepassing
partijen moeten deelgenoot zijn bij het weens koopverdrag ex art 1:1 A of B bij B kijken naar Rome 1
174
welke bronnen zijn relevant m.b.t de rechtsmacht van de rechter in een internationaal geschil?
EVEX II (verdrag van Lugano 2007) Haags forumkeuzeverdrag Brussel I-Bis wetboek van rechtsvordering
175
verschil tussen Brussel i-bis en EVEX 2
lidstaten vs verdragsluitende staten niet geheel parallel
176
wat regelt Brussel 1 bis nou eigenlijk?
rechtsmacht Erkenning/tenuitvoerlegging
177
formeel toepassingsgebied Brussel-I-Bis
ex art 5 en 6 Brussel 1 bis gedaagde woonplaatst in een lidstaat - dwingend karakter -> rechter is bevoegd, rechter kan zich niet onbevoegd verklaren -> formum non conveniens Uitzonderingen -forumkeuze - exclusieve bevoegdheden - beschermende bevoegdheidsbepalingen
178
Lex fori
het recht van de rechter bij wie het geding aanhangig is gemaakt -> art 1:10 lid 1 BW , de plaats waar iemand regelmatig slaapt (MvT)
179
mag een Nederlandse rechter de inhoud van een Duits vonnis toetsen?
Absoluut niet tenzij het gaat om art 24 Brussel 1 bis -> ten onrechte bevoegd verklaard
180
wordt een rechter gekozen uit een ZIJN land dan geldt ?
artikel 23 EVEX 2 jo 64 Brussel 1 bis
181
forumkeuze in een zuiver nationaal geval
normaal art 3:3 ROME1 -> slechts voor aanvullend recht maar in dit geval zei de HvJEU dat het mag -> Inkreal/Duja reality
182
mag je voor een zuiver nationaal geval naar een buitenlandse rechter
nee, 3:3 Rome 1 maar Inkreal/Duha Reality
183
kies je een derde land (buiten eu) welke rechter is dat bevoegd ?
art 8 RV
184
Materiele geldigheid forumkeuze
aan de hand van het toepasselijk recht op het forumkeuzebeding ex art 10:154 BW jo ROME 1 -> geldt niet voor forumkeuze dus ex art 10: 154 -> toch ROME 1 toepassen
185
Eisen Formumkeuze
Wilsovereenstemming - vormvereisten: - schriftelijk dan wel mondeling en schriftelijk bevestigd - door handelswijzen tussen partijen - gebruiken in internationale handel forumkeuze in algemene voorwaarden - moeten eruit worden gehaald en getoetst worden aan art 25 - separabiliteit
186
HvJEU Holterman Ferho/spies
was er sprake van een individuele arbeidsovereenkomst? - werkzaamheden - onder gezag - tegen beloning autonome uitleg rechter - sprake van een pseudo-arbeidsovereenkomst indien geen gezag, dan dienstovereenkomst - maar waar is de plaats waar de diensten worden verstrekt? dus individuele arbeidsovereenkomst ookal was er slechts een vennootschapsrechtelijke verhouding tussen vennootschap en bestuurder