INLEIDING Flashcards

1
Q

productie

A

komt voort vanuit een vraag/maatschappelijke behoefte. In economische context wordt het gezien als het voortbrengen van maatschappelijke goederen, het scheppen van nuttigheid en de bevrediging van de maatschappelijke behoefte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

technologie

A

(natuurkundige & (bio-)chemische processen om te produceren): De leer van de bewerkingen die natuurproducten moeten ondergaan om ze ten dienste van de industrie te laten functioneren; leer van de bewerkingen en mechanische hulpmiddelen, en van de methoden die met fabricage samenhangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Toegepaste wetenschappen

A

Wetenschappelijke kennis benutten om oplossingen te vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

productietechnologie

A

Wetenschappelijke kennis en inzichten toepassen op een systematische manier om maatschappij of gemeenschap te voorzien van behoeften & verlangens, in termen van goederen & diensten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

consumentengoed

A

voor particulieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kapitaalgoed

A

voor ondernemingen (sporen, gebouwen,…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

product

A

alles wat je op de markt kan brengen voor een bepaalde prijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

manufactering

A

‘met de hand vervaardigd’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vervaardigingsproces

A

is nu met geautomatiseerde en computergestuurde processen inbegrepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vervaardigings process: technologisch aspect

A

Toepassen van fysische, mechanische, (bio-)chemische of thermische processen voor het wijzigen van geometrie, eigenschappen of samenstelling van een ingangsproduct, om halffabricaat of eindproduct te bekomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vervaardiginsproces: economisch aspect

A

Creëren van toegevoegde waarde centraal. Nadruk op vermarktbaar product.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

duurzaamheid: definitie van Brundtland

A

Het voldoen van de behoeften van de huidige generatie voldoen zonder de kansen te hypothekeren aan de volgende generatie om aan hun behoeften te voldoen.
Brede definitie, zelf invullen, verschillende aspecten:
Economisch = Profit, prosperity |
Ecologisch = Planet | → 3P’s, evenwicht zoeken Sociologisch = People |

→ Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het nieuw industrieel beleid (NIB)

A
  • > Vlaanderen competitief houden
    1. Inzetten op slimme technologische innovatie
    2. Zuinig omgaan met energiebronnen
    3. Duurzaam materiaalbeheer
    4. Internationale afzetmarkt opzoeken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

economische sectoren: Traditionele indeling

A
  1. primaire sector (levert grondstoffen&voedsel)
    - (Landbouw, veeteelt, jacht, visserij, delfstoffenwinning)
  2. secundaire sector (verwerkt grondstoffen)
    - industriele productie
  3. tertiaire sector (=dienstensector)
    - commercieel, om winst te maken
  4. quartiaure sector (niet-comm. dienstensector)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

NACE-indeling

A

=Nomenclature des Activités économiques dans la Communauté Européenne
Statistische classificatie van economische activiteiten.) Per sector, omzet, intern. handel, …
1. secties
2. afdelingen
3. groepen
4. klassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ISIC- verdeling

A

=International Standard Industrial Classification

- Wereldwijde overkoepelende classificatie, in 21 afdelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

1ste industriele revolutie (1780)

A
  • STOOMMACHINE
    = Systematische groei capaciteit, mogelijkheden & afzetgebied
    uitleg:
    → Principes van natuurkunde, mechanica & productietechniek toe te passen voor het ontwerpen van werktuigen + opkomst van mechanische industrie.
  • Grote industriële bedrijven i.p.v. kleine ambachtelijke bedrijfjes uit tijd van windmolens
  • Bijeenbrengen van productiemiddelen in een georganiseerd verband.
  • Opkomst spoorwegen & stoomscheepvaart → over grote afstand vervoeren, afzetgebied↑
  • Machine-industrie & civiele werken: spoorlijnen, bruggen & waterwegen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

2de industriele revolutie (1900)

A

Elektrificatie, vervanging ijzer door staal, ontwikkeling verbrandingsmotor, oppompen van aardolie, ruimtevaart, IT, micro-elektronica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

•?Derde industriële revolutie: nu?

A

Miniaturisatie: Micro- & Nanotechnologie = 10−9
→ op sub-100 μm schaal, precisiefabricage
Producten hebben andere, specifieke eigenschappen op nanoschaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

soorten biotechnologie +uitleg

A

Studie & gebruik van levende organismen (al dan niet genetisch gewijzigd), voor productie van chemische stoffen, materialen & bio-energie.
1. wit: industrieel (=bio-based-economy)
- Wel of niet genetisch gewijzigd organisme om energie & materialen voort te brengen
2. groen: agrarisch(=genetische manu.=meer W)
- Genetische manipulatie, meer winst (Bv. Stevigere planten)
3. rood: medisch
4. Blauw: Marine/milieu
- Gebruik van zeeorganismen, zuiveren vuile lucht OF recycleren
Er is sprake van nood aan een derde revolutie om een minimale druk op ons leefmilieu te bekomen aan de i nputzijde (grondstoffen & energie) en outputzijde (milieueffecten als
klimaatverandering)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

productie-ontwikkeling

A

productplanning + productontwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

productplanning

A

Signaleren van behoeften & genereren van ideeën & concepten

  • taak van marketing
  • Op w elk moment met welke producten de markt betreden?
  • Eigenschappen van het product vastleggen
  • Verwachte productaantallen & doelprijsstelling
  • Vaak al een conceptontwerp maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

productontwerp

A

uitwerken van concepten tot gedetailleerde ontwerpen
-taak van ingenieur
Computer gebaseerde productmodellen & technische tekeningen
* Vorm & afmetingen
* Materialen & bijgevolg bewerkingsprocessen (technologische processen in achterhoofd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

relatieschema (ivm productontwerp)

A

programma van eisen: functie, materiaal en proceskeuze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

productlevenscyclus

A
  1. productieontwikkeling
  2. productie
  3. distributie/verkoop
  4. gebruik/onderhoud
  5. terugname
    Men streeft hierbij naar een circulaire economie. Omdat grondstoffen uitputbaar zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

LCA

A

life cycle analysis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

technologische LCA

A

Reuse (bv. gebruikte auto) , recycling en design for recycling worden steeds belangrijker.

  1. resource recovery
    - downcycling
    - upcycling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

downcycling (technologische LCA)

A

achteruitgaan van activiteit (cradle to grave)/recycling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

upcycling (technologische LCA)

A

minstens dezelfde kwaliteit als grondstof (cradle to cradle)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

economische LCA

A
  1. R&D: monopolie voor bedrijf
  2. groei: er is concurrentie
  3. maturniteit: product is gestandaardiliseerd de concurrentie zit nu in de prijs
  4. afname verkoop: nieuwe modellen op de markt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

ontwikkelingstijd

A

tijdsduur van het ontwikkelingsproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

productielevensduur

A

gemiddelde levensduur van een exemplaar van een product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

productielevenscyclus

A

tijdsduur waarin een product met succes verkocht word

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

totaalserie

A

grootte van het totaal aantal stuks van 1 model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

productieproces

A

een reeks van gebeurtenissen (reacties en operaties), geordend in de tijd, waarbij een ingangsproduct wordt omgezet in het gewenste eindproduct met toegevoegde waarde
o Technische productiesystemen: keuze en chronologische volgorde van gebeurtenissen – competentie mens
o Natuurlijke productiesystemen: minder beïnvloeding van de mens mogelijk
Vb. fotosynthese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

de 3 productie processen

A
  1. stuk productie (productie gestructureerd werken)
  2. serieproductie (mass-customization)
  3. flowproductie of continue productie (bulkproducten en level production)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

eenheidsoperaties

A

Omzetten van materiaal- & energiestromen naar een nieuw fabricaat, maar op een beperkt aantal afzonderlijke bewerkingen. (mechanisch, fysisch en bio-
chemisch geschakelde processen). Een beperkt aantal operaties die naargelang de toepassing slecht weinig aangepast worden.

38
Q

proces engineering of procestechnologie

A

omvat de ontwikkeling en optimalisatie van productieprocessen. Bestuderen eenheidsoperaties en ze op de ideale manier in te zetten in nieuw te ontwikkelen of reeds bestaande productieprocessen (kerntaak ingenieurs

39
Q

mechanische bewerkingen

A

Mechanische krachten op de te bewerken stof (wezen en eigenschappen van de stof zijn vast)

40
Q

fysische (natuurkundige) bewerkingen

A

Fysische krachten

Toestand stof verandert Wezen van de stof is constant Verandert de aard/eigenschap van de stof

41
Q

bio-chemische processen

A

veranderen de stof wel, de chemische toestand verandert

42
Q

katalysator

A

een stof die het proces sneller laat verlopen, zonder zelf verbruikt te worden

43
Q

enzym

A

biochemische katalysator

44
Q

procestechnologie

A

de studie van de in de industrie voorkomende mechanische, fysische, chemische en biochemische eenheidsbewerkingen

45
Q

proces ontwikkeling

A

ieder nieuw proces wordt ontwikkeld

  1. Laboschaal
  2. pilootschaal
  3. proeffabriek
  4. productiefabriek
46
Q

laboschaal

A

experimenten deskundigen (ervaring, kennis en aanwijzingen uit de wetenschappelijke literatuur) – vinden van een methode: ontdekking volgorde bewerkingen van de grondstoffen (gecontroleerde omstandigheden + parameterstudie)

47
Q

pilootschaal

A

semi-technische schaal: reëlere omstandigheden – niet gecontroleerd

48
Q

proeffabriek

A

een volledige fabriek met de mogelijkheid defecten of productieonderbrekingen efficiënt te kunnen opvangen, doel: ervaring opdoen

49
Q

productiefabriek

A

de feitelijke productie

50
Q

rendement

A

verlies van grondstof in bijproducten moet zo klein mogelijk zijn: de verhouding van de werkelijk verkregen omgezette producten en de maximaal mogelijke opbrengst.

51
Q

schema’s (de schetsen die de processen voorstellen)

A
  1. blokschema
  2. stromingschema/flowsheet
  3. materiaal- en energiebalansen
52
Q

blokschema

A

rechthoeken en pijlen: volgorde bewerkingen en de richting van de grondstoffenflow (1 blok= 1 eenheidsoperatie)

53
Q

flowsheet

A

eenvoudige rechthoeken en lijnen: weergave machines en apparaat. PID: proces and instumental diagram

54
Q

materiaal- en energiebalans

A

soort boekhouding met alle hoeveelheden die in en uitgaan. Materiaalbalans: grootte en samenstelling alle voorkomende hoeveelheden.

55
Q

productiekosten

A
  1. vastgelegde kosten (machines, materiaal,..)

2. gemaakte kosten (reeds betaalde kosten)

56
Q

kostprijs calculatie (+figuur in sv)

A

Voorontwerp geeft een offertecalculatie. Materiaal- en bewerkingskosten worden berekend, en het ontwerp is vaak nog niet definitief. Na orderacceptatie & definitieve uitwerking → voorcalculatie. Productiekosten, bewerkings- & behandelingstijden worden ingeschat. Als het product af is gebeurt er nog een nacalculatie met bewerkingstijden & werkelijk gemaakte kosten.

Wanneer we naar een schematisch verloop van de kosten bekijken zien we dat 80% van de verwachte kosten al in de eerste fase voorkomen, namelijk de productontwikkeling, waar de LCA wordt bepaald. Dit terwijl de echte kosten pas in de montage fase gemaakt gaan worden. Dé grote
beslissingen moeten dus gemaakt worden voordat er zelfs sprake is van een af product.

57
Q

productiekostprijs (de som van=)

A

uitvoeringkosten (Ku)
kosten voor herhaal opdrachten (Kho)
voorbereidingskosten/eenmalige kosten (Kvb)
indirecte kosten voor productiefaciliteiten (overheadkosten)

58
Q

Ku

A

komen voor elk product terug; o.a. de materiaalkosten per onderdeel, de machinekosten per onderdeel, de directe arbeidskosten en de
gereedschapswisselkosten

59
Q

Kho

A

de voorbereidende kosten die voor elke fabricage serie opnieuw gemaakt moeten worden. De kosten voor administratieve
werkvoorbereiding, inrichtkosten en aankoopkosten.

60
Q

Kvb

A

kosten 1x voor de totaalserie, kunnen worden afgeschreven over alle onderdelen; technische werkvoorbereiding en product gebonden uitrusting.

61
Q

overheadkosten

A

de kosten van alle niet direct productiegebonden afdelingen en faciliteiten; inkoop, planning en
werkvoorbereiding, verwarming, gebouwen, verlichting) In rekening brengen door de nominale fabricagekosten te vermenigvuldigen met de overheadfactor fabricage FOH (>1)

62
Q

productiesysteem

A

Een begrensd complex van mensen & middelen, bijeengebracht om in geordend verband gelijkaardige producten voort te brengen.

63
Q

Meerdere deelsystemen: informatie en materiaalstromen

A

Omgeving: markt, afnemers, concurrenten, leveranciers, maatschappij als geheel
o Marktkenmerken: wereldmarkt, overcapaciteit, kritische klanten
o Product- proces kenmerken: productcomplexiteit, veel varianten, korte levensduur, korte leertijden, hoge productiekwaliteit, druk productiekosten, …
→ Zorgen voor aanpassing bedrijfsbeleid
→ Binnen wetten en richtlijnen van milieu, belasting, subsidies, industrieel eigendom, sociale voorzieningen, arbeidsomstandigheden, productaansprakelijkheid, cao, …

64
Q

classificatie productiesystemen

A
  1. mate waarin het klantenorder de productie stuurt
  2. Seriegrootte
  3. De plaats in de bedrijfskolom
  4. inrichting van de productie afdelingen
65
Q

seriegrootte

A
  1. massaproductie (geen KOOP)100k - 1M in 1j
  2. serieproductie (1 of meermalige orders, 100K op een 1j)
  3. enkelstuks/projectmatige productie (max. KOOP) 1 tot enkele producten
66
Q

de plaats in de bedrijfskolom

A

: verschillende participanten die bijdragen in de opeenvolgende stappen die een product doormaakt voordat het bij de klant is.

  1. basisproductiesysteem
  2. omzettingssysteem
  3. fabricagesysteem
  4. assemblagesysteem
67
Q

inrichting van de productieafdelingen

A
  1. lijnstructuur (“lopende band”)
  2. departementale of afdelinstructuur
  3. celstructuur
68
Q

goederenstroom/ logistieke besturing

A

Grote aantallen grondstoffen op tijd aanwezig laten zijn

69
Q

logistiek

A

leer van het plannen en het effectief & efficiënt uitvoeren van bevoorrading. Dit geldt voor goederen-, geld-, informatie- & mensenstromen. Het zorgt zowel voor de
ontwikkeling & inkoop als voor de productie & distributie (tegen optimale kosten).

70
Q

supply chain management (scm)/ integraal ketenbeheer

A

D.m.v. het verbeteren van processen en de samenwerking met leveranciers & afnemers een beter functioneren laten ontstaan.

71
Q

organisatiestructuren

A
  1. lijnorganisatie
  2. lijn-staf organisatie
  3. functionele organisatie
  4. 2-dimensionele matrix organisatie
72
Q

lijnorganisatie

A

Iedereen heeft 1 baas 1-hoofdige leiding

73
Q

lijn-staf organisatie

A

1-hoofdige leiding met bijstand

specialisatie, advies van staffunctionarissen  GEEN beslissingsbevoegdheid

74
Q

functionele organisatie

A

Advies van de staffunctionarissen wordt definitief  OOK beslissingsbevoegdheid
Duidelijke afspraken nodig

75
Q

2- dimensionale matrixorganisatie

A

Projectmanagers voor bepaalde projecten. Horizontale relatie  volgt hiërarchie niet

76
Q

productiegerichte organisatie

A

1 verantwoordelijke per productgroep (productmanagers) Deze heeft dan goede kennis over zijn product Wordt gebruikt bij massaproductie in lijnstructuur

77
Q

procesgerichte organisatie

A

één afdelingshoofd per type proces, met verschillende soorten producten. (procesmanagers) Wordt gebruikt in serieproductie (in cel of afdelingsstructuren)

78
Q

platte organisatie

A

Verplaatsen van verantwoordelijkheden naar

onder (bv. Autonome groepen)

79
Q

geografische organisatie

A

wanneer contact een grote rol (bv bij handelsmaatschappijen)
=> opsplitsing naar regio
Multinationals zowel regionale als een productgerichte opsplitsing =>complexe matrixstructuren die
moeilijk te beheren zijn

80
Q

lean production

A

Organisatie verkleinen en vereenvoudigen door uitbesteding en focus op kerntaken

81
Q

ontwerpingenieur (design engineers)

A

Selecteren de materialen en productieprocessen Vereist kennis over materiaaleigenschappen en
technologische aspecten van de productie

82
Q

procesingenieur (manufactering engineer)

A

Selecteren, coördineren en organiseren van specifieke processen en apparatuur tijdens de productie Diepgaande kennis van de fundamentele grondslag en
toepassingsmogelijkheden

83
Q

materiaal ingenieur (material ingeneer)

A

Het ontwikkelen van materialen met meer gewenste eigenschappen. Grondig inzicht in het gedrag van materialen tijdens de productie

84
Q

productkwaliteit

A

= de mate waarin een product bruikbaar is voor het gestelde doel (fitness for use)
= de mate waarin het geleverde product overeenkomt met de verwachtingen van de klant De kostprijs maakt deel uit van de kwaliteit: de prijs/prestatieverhouding moet minimaal zijn

85
Q

ISO-normen (uitleg)

A

internationale normen voor het opzetten van een kwaliteitssysteem. In deze normen liggen de eisen vast waaraan het systeem moet voldoen, maar niet de manier waarop die moet gebeuren. (In België: BELAC : geaccrediteerd)

86
Q

ISO-normen

A
  1. Elke WN verantwoordelijk voor zijn/haar werk
  2. Elke WN moet weten wat er van hem verwacht wordt. (draaiboek)
  3. Kwaliteitsdraaiboek  kwaliteitsborging Belangrijk om certificaat te krijgen want:
  4. PR
  5. Concurrentieel voordeel
  6. Juridisch belangrijk
87
Q

criteria voor het beoordelen van productiesysteem

A
  1. productiekosten
  2. productiesnelheid
  3. flexibiliteit
  4. kwaliteit
  5. milieueffecten
88
Q

milieuzorg

A

Voorkomen van het ontstaan van schadelijke stoffen & effecten
Vervangende milieuvriendelijkere proces op zijn minst gelijkwaardig & uitvoerbaar.
Ontwerp heeft de meeste milieu-effecten: legt materiaal vast → legt productiemethode vast.

89
Q

Milieugerichte productontwikkeling & milieuvriendelijk produceren:

A

Ontwikkelen van producten, die gedurende hun hele levenscyclus minimum schade aanrichten.

90
Q

MET-factoren

A
  1. materiaal
  2. Energie
  3. Toxiciteit
91
Q

globalisering van de economie

A
  1. internationale handel
  2. kapitaalstromen
  3. verspreiding van informatie
  4. organisatie van productie