inleidende embryologie en histologie van dieren Flashcards
histologie
weefselleer
studie v vorm, ligging en onderlinge betrekking van cellen, weefsels en stelsels
mircoscopie
histopathologie
diagnose maken adhv weefselonderzoek
anatomie
macroscopisch
cel
anatomische eenheid van een levend wezen met bepaalde functie en vorm
weefsel
geheel gelijksoortige en gespecialiseerde cellen
organen
geheel van verschillende weefsel die 1 taak uitvoeren
stelsels
meerdere organen die een fysiologische functie uitvoeren
Hoeveelheid intracellucaire stof bij verschillende weefsel
weinig bij epitheelweefsel
weinig bij spier- en zenuwweefsel
veel bij bindweefsel
type weefsels
- epitheelweefsel
- bindweefsel
- spierweefsel
- zenuwweefsel
- bloed
functie epitheelweefsel
bedekt organen (bescherming)
boordt organen af
klieren
functie bindweefsel
verbindt verschill weefsels in een orgaan
verbindt verschill (onderdelen v) organen
ondersteunt skelet
functie spierweefsel
samentrekking: lichaamsvervorming of verplaatsing
functie zenuwweefsel
doorgeven v signalen
verwerken v signalen
reageren op signalen
functie bloed
transport en binding v gassen
immuunsysteem
transport v stoffen
transport energie
heling v wonden
inner cell mass
= embryoblast (= epiblast en hypoblast)
pluripotente embryonale stamcellen
vormt zich in de blastocyt
=> gaat embryo vormen
blastocyt
hecht zich vast aan baarmoederwand en groeit in de wand (implantatie)
syncytiotrophoblasten
= foetale bloedvaten
instulpingen in villli
communicatie ts mama en baby
kiemlaag
na 10 dagen
= hypoblast en epiblast
endometrium
baarmoederwand
gastrulatie
= actieve celmigratie en differentiatie in 3lagige embryo:
ectoderm
endoderm
mesoderm => 3 kiembladen (uit deze kiemlagen groeien de verschillende weefsel van de mens)
kenmerken epitheelweefsel
cellen dicht aaneengesloten
weinig tot gn extracellulaire stof
voedselvoorziening vanuit capilairen in onderliggend bindweefsel
aparte vorm v epitheelweefsel
endotheel
mesotheel
myoepitheel
endotheel
bakenen bloedvaten af
primitief
mesotheel
vliezen
myoepitheel
precieze spierfunctie
rond kliercellen
functies epithelia
bescherming
absorptie
secretie
transport
excretie
sensoriële receptie
synoniem epitheelweefsel / epithilia
dekweefsel
dekweefsel op basis van celvorm
- afgeplat epitheel (plaveis)
- kubisch
- cilindrisch
dekweefsel op basis van cellagen
- éénlagig
- pseudogestratificeerd
- meerlagig (gestratficieerd)
dekweefsel op basis van functie
- dekweefsel
- klierweefsel
- myoepitheel
PAS kleuring
= periodic acid schiff reactie
- dieprode kleur
domeinen van een epitheelcel / polariteit
- apicaal domein (aan celoppervlak met lumen)
- basolateraal domein (basolateraal membraan + zijkant van epitheelcel = lateraal membraan)
microvilli
= in apicaal oppervlak
uitsteeksel die oppervlakte vergroten => maximale opname
kunnen niet bewegen
- gevuld met actinefilamenten
functie actinefilamenten in microvilli
ondersteuning
stabiliteit vr bepaalde houding aan te houden
functie eiwitten tussen actinefilamenten
houden actinecytoskelet op bepaalde afstanden van elkaar
axoneem
kern van microtubuli
stereocilia
= stereovilli
= in apicaal oppervlak
uitstekels met specifieke vorm
kan niet bewegen
(in oor, evenwichtsorgaan, zaadleider, bijbal)
cilia
= apicaal oppervlak
= trilharen
microtubuli
kan bewegen
(ademhalingsslijmvliescellen (beweging v mucus), darm)
microtubuli (doorsnede)
- doorsnede op verschillende plaatsen is anders
9+2 configuratie = 9 doubletten + 2 singletten
(kern = axoneem)
kunnen niet bewegen
oppervlakte vergoten
primair cilium
= sensorisch organel
beweegt niet
9+0 configuratie
tussen 2 membranen als kleine antenne (signalen opvangen en instructies geven)
analoog aan cilia
lateraal membraan (versch junctions en hun doel samen)
- occluding junctions
- anchoring junctions
- communication junctions
=> cellen binden hard aan elkaar in het epitheel door deze verschillende zones aan de zijde van de cel
occluding junctions
= tight junctions
= zonula occludens
- liggen apicaal in de cel
- verhindert penetratie / barrièrefunctie
- contact met naburige cellen
transport in zonula occludes
- transcellulair (= via de cellen)
- paracellulair (= tussen de cellen)
anchoring junctions
= zonaal adherens
+ hemidesmosomen
- binding tussen cellen
- verankering van cytoskelet
interacties verbreken bij zonula adherens
EDTA (=tripsine) kan adhesie en calcium-ion verstoren
communication junctions
= gap junctions
= nexus junctions
- doorlaten van moleculen
- kunnen open en dicht -> 2 connexons vormen 1 kanaal (regio met veel kanalen kunnen snel signalen geven)
interdigitaties
celplooien
zorgt voor groet oppervlak => groter contactopp tussen aanliggende cellen
basaal membraan
= basaal lamina
- onder bindweefsel
- verhoging van bindingsopp dr invouwingen
functies basaal lamina
steun
aanhechting
onderverdeling in compartimenten
controle differentiatie
filtratie
voorkomen basaal membraan
epitheel
vetcel
spiercel
schwanncellen
basaal membraan kleuren
PAS-kleuring
hemidesmosoom
= halve desmosoom, w alleen aan basale kant nooit aan laterale
- reageert met intermediaire filamenten
type klierweefsels
- exocrien -> externe secretie
- paracrien -> naar naburige cellen
- endocrien (= hormonen) -> interne secretie nr het bloed
complexiteit klierweefsels
-ééncellig
- meercellig
definitie klier
= een weefsel met doel van het produceren of transporteren van bepaalde stoffen
types vormen van exocriene klieren
- enkelvoudig
tubulair
vertakt
acinair (trosvormig) - samengesteld
tubulair
tubulo - acinair
acinair
vormen van meercellige exocriene klieren
- buisvormige klieren (tubulair)
- trosvormige klieren (alveolair)
- gemengde klieren (tubulo-alveolaire)
merocriene secretie
door exocytose afscheiden naar het lumen
apocriene secretie
afsplitsing van apicaal celcytoplasma met het celproduct erin
holocrien secretie
exocytose waar de volledige cel loslaat met celproduct in
celtypes die speeksel uitscheiden
sereuze cellen
mucineuze cellen
sereuze cellen
secreteren / maken waterig speeksel met een enzym voor vertering
mucineuze cellen
secreteren / maken visceus speeksel als smeermiddel voor de mond
voorbeelden exocriene klieren
zweetklieren
talgklierene
speekselklieren
traanklieren
melkklieren
alsvleesklier
soorten exocriene klieren (op basis van secretiewijze)
- merocrien (dr exocytose v celapex nr lumen)
- apocrien (dr afsplitsing v apicaal celcytoplasma)
- holocrien (cel w volledig losgelaten)
myo-epitheel
= epitheel cel met deel spierfunctie (contractie v duct)
melk, zweet en speekselklieren
tunica
= opbouw van een bloedvat
- tunica intima
- tunica media
- tunica adventitia
tunica intima
binnenste laag v e bloedvat
- monoloog v endotheelcellen en subendotheel
- neemt veranderingen waar (in druk, zuurstof,..)
-> platte endotheellaag (eenmaal volwassen zeer stabiel, w lekkage is dodelijk)
tunica media
middelste laag v e bloedvat
- gladde spiercellen en extracellulaire matrix
- stevigheid en elasticiteit
tunica adventitia
buitenste laag v e bloedvat
- bindweefsel, lymfevaten en zenuwen
slagaders
arterieën
rechtstreekse aftakking v h hart
functie haarvaten
uitwisseling zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen
capillaire vaten + functie
haarvaten
= laag endotheelcellen
zeer efficiënt stoffen uitwisselen
3 soorten bloedvaten
slagaders / arterieen (bloed weg van hart)
venen (bloed terug naar hart)
capilaire vaten / haarvaten
venen
bloedvaten met slappe wanden
pericyt
aanwezig als steuncel in capillairen / haarvaten
geeft groeifactoren aan endotheelcel om niet te delen
kan differentieren
unieke aan epitheelcel
cel-celadhesie
synoniem mesenchym
embryonaal bindweefsel
kenmerken + synoniem mesenchym
= embryonaal bindweefsel
- stervormig
- ovale kern
- nucleolus in kern
- overal vindbaar
- sterke eiwitproductie
functie nucleolus
grote transcriptie activiteit, w veel ribosomen aanwezig
stroma
= 3D ruimte me verschill soorten cellen rond orgaan (=parenchym)