algemene celbiologie van dieren Flashcards
functies van biologische membranen
barrière (noodzakelijk om leven mogelijk te maken)
transport
signalisatie
structuren
metabolische functie
componenten van membraan
vet -> fosfolipiden
eiwitten
membraan is amfipatisch + bilaag
hydrofiele en hydrofobe kant
2 lagen met lipiden, mr andere eiwitten
bouw van fosfolipiden
hydrofiele fosfaatgroep vast aan glycerol
hydrofobe vetzuurstaarten
functie cholestrol
- organisatie van lipidemembraan
- bouwsteen voor hormonen (bijnierschros, testosteron, oestrogeen)
vormen van lipiden in membraan (curvatuur)
cylindrich en konische vorm
soorten membraaneiwitten (op basis van verankering)
-Integrale membraaneiwitten / transmembranaire proteïnen (gebonden aan integraal)
-Lipideverankerde membraaneiwitten (via lipiden anker verbonden)
-perifere membraaneiwitte (dwarsdoor)
porie
meerdere keren dat een eiwit doorheen het membraan gaat
(multipass eiwit <-> single pass eiwit)
prenylatie
hydrofobe molecule toevoegen aan eiwit
acetylatie
wordt een acetylgroep aan deze stof vastgemaakt (COCH 3)
functie hydrofobe aminozuren
maken interactie met omliggende lipiden
GPI anker
lijkt op een fosfolipide in het celmembraan dat verbonden is met suikermoleculen een linker en een eiwit
doel detergenten + soorten
= eiwitten extraheren uit het membraan
- ionisch (denatureren)
- niet-ionisch (isoleren)
CMC
= critical micelle concentration
niet-ionisch detergent + water => micel met voldoende concentratie
te weinig CMC dan vorming van detergent dat eiwit issoleert
soorten beweegbaarheid van membraaneiwitten
random dr membraan
vast aan cytoskelet
bewegen volgens cytoskeletair element / vast aan motoreiwit
raft
in een bepaald gebied met een ‘deurtje’
difussieprocessen: experiment met species-specifieke oppervlakte antigenen
- een muis en mensen cel fusioneren tot een heterocaryon
- antilich toevoegen dat alleen bindt aan muiscel membraan en eentje aan menscel membraan
- eiwitten merken
=> je ziet dat ze bewegen in de tijd
=> vloeibaarheid van membraan
difussieprocessen: FRAP (fluorescence recovery after photobleaching)
- membraan fluo
- bepaald segment laseren waardr het geen licht meer kan uitstralen
- cel bekijken in gebleekt gebied en het verandert drheen de tijd
=> vloeibaarheid van membraan + eiwitten vast aan het cytoskelet
soorten transmembranaire transportmechanismen
ATP-powered pumps
ionen kanalen
transporters (uniporter, symporter, antiporter)
lipid rafts
= ‘vlot’ van eiwitten en lipiden die samen drijven op het membraan
=> vaak signalisatie eiwitten
caveolae
gespecialiseerde lipid raft met een mantel van caveoline eiwitten -> signaaltransductie
hoe vermeerderen organellen zich
organel-dissociatie en -ressociatie
organel-deling
organel-aangroei
pulse and chase bij intracellulaire transporten
transport van eiwitten volgen
pulse = toevoeging van radioactieve precursor
chase = overmaat aan niet radioactieve precursor toevoegen
onderzoek naar intracellulair transport: gentechnologie
- cel wordt in organel geplaatst en migreert nr het organel waar het thuis hoort dr signaalsequentie vr specifiek organel te koppelen aan plasmide met cDNA
- we willen bepaald ongekend eiwit isoleren waarvan we het antilich niet kennen dr een gekend eiwit eraan te koppelen met antilichaam met een kleuring
onderzoek naar intracellulair transport: celfractionaties dr differentiële en densiteitsgradiëntcentrifugaties
- centrifugeren bij verschillende snelheden en in oplossingen met een verschil densiteitsgradiënt -> dr zwaartekracht vallen grootste deeltjes eerst naar beneden (hoe kleiner deeltje hoe groter Fcentrifuge) => organellen isoleren uit cel
- organellen die even groot zijn?
- cellen losmaken en openbreken met detergenten
- densiteitsgradient maken (sucrose met verschill concentraties in laagjes in proefbuisje brengen) en centrifugalekracht op te laten in werken (anders verdwijnen laagjes)