In Zicht thema 1 vocabulaire Flashcards

1
Q

OVERDAG hebben we samen een wandeling gemaakt langs het strand.

A

during the day

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Te ZWAAR op de maag.

A

heavy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Na een uur ben ik naar de keuken gelopen om een biertje te PAKKEN.

A

to grab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op dit industrieterrein zijn veel verschillende BEDRIJVEN. (het bedrijf)

A

businesses/the business

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gisteren heeft Barcelona met 2-1 van Real Madrid VERLOREN. (verliezen)

A

lost/to lose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

We hebben vakantie maar het weer is heel slecht, het regent elke dag. We BALEN ervan!

A

to hate, to find something frustrating

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

We hebben op het strand GELEGEN. (liggen)

A

to lie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De voetbal WEDSTRIJD is om 10 uur begonnen.

A

game, match, competition

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De leraar heeft de grammatica van vorige les HERHAALD. (herhalen)

A

repeated/to repeat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Carlo heeft BELOOFD dat hij zal me helpen met het huiswerk. (beloven)

A

promised/to promise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De buurt waar ik geboren ben, is helemaal VERANDERD. (veranderen)

A

changed/to change

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het concert van Coldplay was GEWELDIG, we hebben ervan genoten.

A

awesome

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het concert van Coldplay was geweldig, we hebben ERVAN GENOTEN. (genieten)

A

ervan - of it
genoten - enjoyed
genieten - to enjoy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ben je WELEENS op een Nederlands Waddeneiland geweest?

A

Ever (in this context)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beantwoord de vragen bij elk BERICHT.

A

Notice, message, statement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

BERUCHTE Peruaanse drugsbaas gepakt in Colombia

A

Notorious

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Beruchte Peruaanse drugsbaas GEPAKT in Colombia

pakken

A

Busted (in this context)

To grab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De Colombiaanse politie heeft hem OPGEPAKT in een winkelcentrum in Medellín. (oppakken)

A

arrested (in this context)

to pick up

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hij is binnen 24 uur naar Peru UITGEWEZEN omdat hij niet de juiste papieren had. (uitwijzen)

A

expelled

to point out, to show, to expel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

MACHTIG cocainenetwerk

A

might, powerful

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Dit netwerk is VERBAND GEBRACHT met een aantal moorden in de OMGEVING van Callo. (verband brengen)

A

linked, related to

area

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Franse SPOOKRIJDER rijdt 70 kilometer fout

A

wrong-way driver

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Een Fransman heeft in de nacht van zaterdag op zondag 70 kilometer lang tegen het VERKEER ingereden.

A

traffic

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Uiteindelijk is de politie erin geslaagd hem bij Albi tot stoppen te DWINGEN.

A

to force

25
Q

Gelukkig heeft de man geen ONGELUKKEN bij zijn actie VEROORZAAKT. (veroorzakken)

A

accidents

caused/to cause

26
Q

Hij heeft wel een FLINKE BEKEURING gekregen van de politie.

A

hefty fine

27
Q

De man reed op de snelweg in de VEERKEERDE RICHTING.

A

Opposite direction

28
Q

De DEELNEMERS zijn in een lange STOET door het centrum naar hey Oosterpark gelopen.

A

participants

procession

29
Q

Hij heeft een speech GEHOUDEN. (speech houden)

A

to give a speech

30
Q

In zijn TOESPRAAK heeft hij harde kritiek GEUIT tegen de werkgevers. (uiten)

A

speech

to express

31
Q

De KOOPKRACHT van de burgers is niet geroeid.

A

purchasing power

32
Q

In het Oosterpark waren ook diverse OPTREDENS.

A

performances

33
Q

Tom Heerts is de VOORSITTER van de organisatie van werkgevers.

A

chairman

34
Q

Terrasje PAKKEN

A

to grab

to grab a terrace, to get some drinks on the terrace

35
Q

Hans vertelt over een dag waarop alles misging. (misgaan)

A

went wrong/to go wrong

36
Q

Dat was niet fijn, maar DAARDOOR was ik wel snel wakker.

A

therefore, because of that

37
Q

De trein had een tien minuten VERTRAGING.

A

delay

38
Q

Een jongen STOOTTE tegen mijn arm en daardoor KREEG een man naast mijn de helft van mijn koffie over zijn jas. (stoten, krijgen)

A

to bump

to get

39
Q

Die man werd BOOS op mij.

A

angry

40
Q

Ik LEGDE UIT wat er gebeurd was, maar hij liet me niet uitpraten. (uitleggen)

A

to explain

41
Q

SCHIET OP en ga aan het werk.

A

hurry up

42
Q

Mijn collega’s maakten de hele dag FLAUWE GRAPPEN.

A

lame,unfunny jokes

43
Q

Toen ik naar huis ging, moest ik weer rennen om de trein te HALEN.

A

to catch

44
Q

Dat LUKTE nu wel, maar in de haast vergat ik in te checken. (lukken)

A

succeeded

to succeed

45
Q

Ik deed een pizza in de oven, maar ik LETTE niet goed OP. (opletten)

A

to pay attention

46
Q

Er is een grote stroomstoring. DAARDOOR kunnen de treinen niet rijden.

A

Because of that

47
Q

Er is een grote STROOMSTORING. Daardoor kunnen de treinen niet rijden.

A

power failure

48
Q

Ze wordt heel boos op hem omdat hij allerlei dingen uit de SCHAPPEN pak.

A

shelves

49
Q

Simon is een GEWILDE gast op feestjes.

A

wanted, popular

50
Q

Als je door een rood stoplicht rijdt, krijg je een BOETE.

A

fine

51
Q

Het was heel leuk en de OMGEVING was heel mooi.

A

environment, surroundings

52
Q

Na het eten maakten we VAAK nog een strandwandeling.

A

often

53
Q

En het DUURDE nog tot eind van de jaren negentig voordat de meeste mensen een computer hadden. (duren)

A

lasted/to last

54
Q

Bijzondere GEBEURTENISSEN

A

events

55
Q

Het gaat over iets wat je hebt gehoord of gezien, of wat je zelf hebt MEEGEMAAKT. (meemaken)

A

to experience, to take part in

56
Q

Schrijf een korte tekst over je eerste tijd ERVARINGEN in Nederland.

A

experiences

57
Q

Aan welke dingen moest je WENNEN?

A

to get used to

wennen aan - to get used to (something specific)

58
Q

Heb je goede HERINNERINGEN aan je schooltijd?

A

memories