in beweging Flashcards

1
Q

welk vervolg stadia noemde supers

A

Keuze, onderhoud, terugtrekking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  • Wat is de keuze stadia en in welke leeftijd speelt het?
A

Kiezen voor een beroep, 25 - 44

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  • Wat is de onderhoud stadia en welke leeftijd speelt het?
A

Onderhouden, met concurrentie van jongeren 45- 64

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  • Wat is het terugtrekken stadia en in welke leeftijd speelt het?
A

Kleiner wordende betrokkenheid, 65+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  • Hoe veranderde supers de stadia in vervolg publicaties?
A

Hij maakte belangen die mensen op elke leeftijd bezig houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  • Wat is de seizoenen van het leven van levinson?
A

Stabiele perioden van vastberadenheid afwisselen met perioden van verandering van richting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  • Hoe keek levinson aan tegen het verband met de leeftijd en de seizoenen?
A

Die hield vast aan het verband van leeftijd en de seizoenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  • Wat is de belangrijkste bijdrage van levinson?
A

De overgang naar middelbare leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  • Wat is de overgang naar middelbare leeftijd, levinson?
A

Het besef dat je op de helft van je leven zit, of loopbaan doelen gehaald worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  • Waar kwamen de therorien van levinson en super uit voort?
A

De fraudiaanse analyse van ervaringen in de levensloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  • Welke bijdrage had erikson?
A

Die maakte 8 psychosociale ontwikkelingsfase, met een opdracht voor die fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  • Waar krijgen veel mensen in latere fase van de loopbaan mee te maken, erikson?
A

generativiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  • Wat is generativiteit?
A

Het overdragen van iets dat geleerd is aan een nieuwere generatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  • Welke implicaties hebben de fase theorien voor loopbaan management?
A

Je kunt rekening houden met de specifieke behoefte van ontwikkeling van die stage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  • Wat is het belangrijkste kritiek op de fase theorien?
A

Ze zeggen vooral iets op de huidige levens van middelbare mannen in westerse landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  • Wat is te zeggen over vraagstukken verschillen in mannen en vrouwen in de ontwikkeling?
A

Dat ze zich op dezelfde leeftijd met andere vraagstukken bezig houden,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q
  • Welke 3 fasen werden er gevonden in het onderzoek naar vrouwen, o neil ?
A

Fase 1, idealistische presentatie,
fase 2 pragmatische volharding,
fase 3 heruitvindende bijdrage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
  • Wat is de idealistische presentatie, O neil ?
A

Positieve impact op anderen, persoonlijke controle , onder 35 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q
  • Wat is de fase pragmatische volharding O neil?
A

Doen wat er gedaan moet worden en meerdere relaties in stand houden 35 - 50

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q
  • Wat is de fase heruitvindende bijdrage O neil?
A

Loopbaan als kans om anderen te helpen, 50+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q
  • Wat is het voordeel aan leeftijd ten opzichte van fases?
A

Dit gaat veel geleidelijker omhoog, de grens ligt anders dan bij fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q
  • Welke meetmethoden zijn er te bedenken voor leeftijd?
A

Functioneel (wat iemand kan), organisationeel (hoelang bij bedrijf), sociaal (gezinsfase),

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q
  • Hoe kunnen 2 mensen van verschillende leeftijd even oud zijn?
A

Via een andere meetvariabele, kunnen ze beide kinderen hebben van 10 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q
  • Wat is het verschil in leeftijd hoe tegen mannen en vrouwen wordt aangekeken?
A

Bij vrouwen heeft het meer invloed op hoe ze worden gezien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q
  • Wat zou een andere mogelijkheid zijn waarop mensen die verschillen in leeftijd kunnen verschillen?
A

Door generatie verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q
  • Wat wordt geconcludeerd over werk en ouder worden?
A

Geen correlatie tussen leeftijd en werkprestaties, jongeren zijn meer gericht op nieuwe vaardigheden, stereotypen van oudere zijn vaak negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q
  • Wat bijkt een belangrijke voorwaarde voor verschillen van mensen met dezelfde leeftijd?
A

De future time perspective, FTP

28
Q
  • Wat blijkt goed te zijn voor een psychologische gezondheid?
A

Voortdurende ontwikkeling

29
Q
  • Welke aanbeveling is gedaan voor oudere werknemers?
A

Dat zij SOC strategien gebruiken

30
Q
  • Wat zijn SOC strategien?
A

Selectie, optimalisatie, compensatie

31
Q
  • Wat is selectie, SOC strategien?
A

Je beperken tot belangrijke activiteiten

32
Q
  • Wat is optimalisatie, SOC strategien?
A

Capaciteiten maximaliseren, trainen

33
Q
  • Wat is compensatie, SOC strategien?
A

Externe hulpmiddelen voor compensatie ontwikkelingsverlies

34
Q
  • Hoe wordt een loopbaan vaak bepaald?
A

Door werkrol transities

35
Q
  • Wat zijn vormen van werkrol transities?
A

Eerste baan, promotie, baan na ontslag

36
Q
  • Wat bepaald het gemak of moeite waarmee de werkrol transitie gepaard gaat?
A

Of het gewenst is of niet, of het komt door een ongeluk

37
Q
  • Wat zijn modelllen van beroepsmobiliteit?
A

Hoe en waarom mensen doorstromen

38
Q
  • Door welke factoren wordt beroepsmobiliteit beinvloed?
A

Macro-economische, organisationele en persoonlijke factoren

39
Q
  • Hoe is organisationeel beroepsmobiliteit vanuit een werkgever gezien?
A

Personeelsverloop doordat mensen weg gaan

40
Q
  • Wat is de movement capital?
A

De persoonlijke kenmerken en ervaringen die hun aantrekkelijk maken voor alternatieve banen

41
Q
  • Wat heeft nog meer invloed om te veranderen van banen?
A

Verankering in sociale groepen

42
Q
  • Wat zijn de 4 fasen van de transitie cyclus, nicholson?
A

Voorbereiding, ontmoeting, aanpassing, stabilisatie

43
Q
  • Hoe verhouden de 4 fasen van het transitie cyclus van elkaar? Nicholson
A

Wat er in de ene gebeurt heeft invloed op een andere fase

44
Q
  • Waarop is de transitie cyclus van toepassing?
A

Vooral personen maar ook organisaties

45
Q
  • Wat is de voorbereidingsfase, transitie cyclus model?
A

Verwachtingen vormen van een nieuwe baan

46
Q
  • Wat zijn gemeenschappelijke problemen van de voorbereidingsfase transitie cyclus model?
A

Onrealistische verwachting, niet klaar voor zijn

47
Q
  • Wat is de ontmoetingsfase, transitie cyclus model?
A

De eerste dagen in een nieuwe baan

48
Q
  • Wat zijn gemeenschappelijke problemen aan de ontmoetingsfase transitie cyclus model??
A

Spijt, afwijzing,

49
Q
  • Wat is de aanpassingsfase transitie cyclus model?
A

Je eigen manier vinden het werk te doen

50
Q
  • Wat zijn gemeenschappelijke problemen bij de aanpassingsfase, transitie cyclus model?
A

Gevoel niet te passen

51
Q
  • Wat is de stabilisatie fase transitie cyclus model?
A

Ervaren werknemer zijn

52
Q
  • Wat zijn gemeenschappelijke problemen bij de stabilisatie fase transitie cyclus model?
A

Verveling, stagnatie

53
Q
  • Hoe kunnen problemen voorkomen worden door te hoge verwachtingen aan elkaar?
A

Door de realistic job preview, RJP

54
Q
  • Wat is de realistic job preview?
A

Hierin worden banen goed beschreven, inclusief minder aantrekkelijke kanten

55
Q
  • Wat blijken belangrijke eigenschappen voor het proces van het zoeken naar een baan?
A

Vaardigheid en doorzettingsvermogen zijn belangrijk, en niet te laten ontmoedigen

56
Q
  • Wat is de verkennende strategie?
A

Het gericht kijken naar welke banen bij je passen

57
Q
  • Wat blijkt uit een willekeurige stragegie, geen idee hebben waar je naar zoekt?
A

Dit levert minder succes op voor een geschikte baan

58
Q
  • Wat is van belang in de ontmoeting en aanpassingsfase?
A

Dat medewerkers om feedback vragen

59
Q
  • Waar is veel aandacht naar uitgegaan in de ontmoetings en aanpassingsfase?
A

Hoe organisaties met nieuwe mensen omgaan

60
Q
  • Wat is socialisatie?
A

Leren presteren op manieren dat gewenst is, relaties met anderen aan gaan

61
Q
  • Welke twee vormen van socialisatie onderscheiden maanen en schein?
A

Geïnstitutionaliseerde en geïndividualiseerde

62
Q
  • Wat is geïnstitutionaliseerde socialisatie?
A

Gestructureerde training, leren van oudere medewerkers

63
Q
  • Wat is geïndividualiseerde socialisatie?
A

Geen contact met andere nieuwkomers, en leren gaat rommelig via diverse medewerkers

64
Q
  • Welke vorm van socialisatie blijkt het prettigst voor nieuwe medewerkers?
A

Institutionaliseerde socialisatie

65
Q
  • Wat kan een reden zijn dat bedrijven geïndividualiseerde socialisatie toepassen?
A

Zodat nieuwe mensen leren zelfstandig na te denken

66
Q
  • Wat zijn factoren waar mee omgegaan moet worden doordat er steeds meer oudere werknemers komen?
A

Stereotypering van ouderen, hebben geen doorgroeimogelijkheden meer

67
Q
  • Wat is van belang voor organisaties om om te gaan met ouderen medewerkers?
A

Een personeelsbeleid maken dat rekening houd met verschillen