immunologie_hoofdstuk_2_20170418162019 Flashcards

1
Q

Aangeboren afweer is wat

A

Het is het initiele antwoord op microben - de eerstelijnverdedeging - en hij voorkomt, controleert of elimineert infecties van de gastheer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het grote verschil tussen de aangeboren afweer en de adaptieve afweer

A

Het adaptieve afweer is meer gespecialiseerd en krachtiger. Verder moet de adaptieve afweer in elk individu gestimuleerd worden door contact met Ag en het vergt enige tijd alvorens effectorfuncties kunnen uitgevoerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waaruit bestaat de aangeboren afweer precies bij mammalia

A

Het bestaat uit epithelia, cellen in de circulatie (neutrofielen, monocyten en NK-cellen en in de weefsels (macrofagen) en een aantal circulerende effector proteinen (complement, collectinen, pentraxinen en cytokinen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat produceren epitheliale cellen en bevatten ze ook

A

Ze prodceren peptides met antimicrobiele werking en ze bevatten intra-epitheliale lymfocyten die tot de T-cel-lijn behoren maar antigeenreceptoren met een beperkere diversiteit bezitten (gamma delta T-cellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke effectormechanismen worden onmiddelijk geactiveerd

A

Fagocyten, antmicrobiele peptiden en het complimentsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De cellen verantwoordelijk voor fagocytose zijn beschikbaar om te beschermen tegen een groot aantal bacterien zonder wat

A

Zonder een priotaire blootstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het nadeel van het aangeboren systeem kijkend naar de lymfocyten

A

De aangeboren systeem heeft een beperkt aantal aan receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat herkennen de receptoren van de aangeboren afweer

A

Ze zijn specifiek gericht tegen micro-organismen en herkennen vaak sterk geconserveerde structuren die voorkomen in grote groepen van micro-organismen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn PAMPs en waar staat het voor

A

Pathogeen-geassocieerde moleculaire patronen. Dit zijn de zogenaamde microbiele structuren die de (niet specifieke) receptoren van de aangeboren afweer herkennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem een paar voorbeelden van PAMPs en wat maakt ze unieke herkenningspatronen

A

Bacterieel lipopolyssachariden, mannose-rijke oligosachariden, eiwitten beginnend met N-formyl methionine, PG, mannanen, bacterieel CpG bevattend DNA, dubbel-strengig RNA. Deze structuren worden alleen door micro-organismen geproduceerd en niet door hun gastheer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe heten de receptoren die de PAMPs herkennen

A

Dit zijn de Patroon herkenningsreceptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarin kunnen de Patroon Herkinngingsreceptoren onderverdeeld worden en waar komen elk type receptoren voor

A

Ze kunnen ondergeschikt worden in Oplosbare patroon herkenningsreceptoren en Cel geassocieerde patroonherkenningsreceptoren. De oplosbare worden gesecreteerd en komen voor in bloed en/of extracellulaire vloeistoffen. De Cel geassocieerde receptoren komen voor aan het oppervlak van verscheidene celtypen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van cel-geassocieerde receptoren

A

Zij kunnen de anti-microbiële en pro-inflammatoire eigenschappen van de cellen waarin ze voorkomen activeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de functie van de oplosbare receptoren

A

Zij versnellen de klaring van micro-organismen uit het bloed en extracellulaire vloeistoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe verschillen de patroon herkenningsreceptoren van de aangeboren afweer van de Agreceptoren op B en T-lymfocyten

A

De patroon herkenningsreceptoren hebben ten eerste geen klonale expressie. Ten tweede is hun diversiteit ook minder. Ten derde kunnen ze enkel klassen van microben onderscheiden en niet individuele microbiële Ag. Ten vierde kunnen ze wel onmiddellijk hun functie uitoefenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke celtypes brengen patroonherkenningsreceptoren tot expressie

A

Neutrofielen, macrofagen, dendritische cellen, endotheelcellen, epitheelcellen en lymfocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar komen de cel-associeerde patroonherkenningsreceptoren voor

A

Ze zijn aanwezig op het oppervlak van de cel of in de endosomale vesikels of in het cytoplasma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarmee zijn de cel-associeerde patroonherkenningsreceptoren gekoppeld

A

Ze zijn gekoppeld aan intracellulaire signaaltransductiepathways die een waaier aan cellulaire responsen activeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Noem de belangrijkste klassen van cel-associeerde patroonherkenningsreceptoren

A

1.) Toll like receptoren2.) Mannose-receptoren3.)N-formyl Met-Leu-Phe receptoren4.) Cytoplasmatische receptoren

20
Q

Wat zijn TLRs

A

Dit zijn een familie van patroonherkenningsreceptoren die op vele celtypen voorkomen

21
Q

Wat zijn de belangrijkste celtypen die Toll-achtige receptoren tot expressie brengen

A

Dit zijn dendritische cellen, neutrofielen, mucosale epitheliale cellen en endotheelcellen

22
Q

Welke microbiele producten binden aan TLRs

A

Dit zijn de LPS, het bacteriële flagellaire proteine Flagellin, het fusie-eiwit van het respiratoir syncytiaal virus, dubbelstrengig RNA en ongemethyleerde CpG motieven

23
Q

Belangrijk weetje over TLRs

A

De verschillende signalisatiepathwats koppelen TLR herkenning van microbiele liganden aan de activatie van transcriptiefactoren , wat resulteert in de expressie van genen die heel belangrijk zijn in de aangeboren afweer

24
Q

Wat zijn scavenger-receptoren

A

Dit zijn groep-receptoren die de opname van ge-oxideerde lipoproteïnen in de cel bevorderen. Ze dragen bij in de opname van microben in de fagocyt

25
Q

Hoe doden de fagocyten genaamd neutrofielen en monocyten de bacteriën

A

Ze doden door de productie van ROS, NO en door enzym-gemedieerde afbraak in de fagolysosomen

26
Q

Wat produceren macrofagen die op de plaats van infectie reageren

A

Cytokinen die op de plaats van infectie lokale ontsteking en weefselhermodulering bevorderen

27
Q

Neutrofielen en monocyten zijn circulerende cellen. Waar migreren ze naar toe bij een infectie

A

Ze migreren naar de extravasculaire plaats van infectie .

28
Q

Hoe weten neutrofielen en monocyten precies waar ze naar toe moeten migreren

A

Door de aanwezigheid van chemoattractieve stoffen die worden aangemaakt bij het binnendringen van micro-organismen in het weefsel. En ze binden aan de endotheelcellen

29
Q

De cytokinen die macrofagen produceren als zw aanwezig in het weefsel zijn Tumornecrosefactor en Interleukine 1. Wat doen deze cytokinen

A

Ze activeren het endotheel dat onder hun invloed bepaalde adhesie-moleculen, de selectinen, tot expressie brengt

30
Q

Noem de adhesiemoleculen die leukocyten bezitten en wat doen ze precies

A

Selectinen en integrinen, en ze zorgen ervoor dat de leukocyten stabiel gaan adheren aan het oppervlak van geactiveerde endotheel

31
Q

Wat gebeurt er nadat leukocyten zijn geadheerd aan endotheel

A

Ze reorganiseren hun cytoskelet en migrere doorheen het endotheel. Dan migreren ze verder naar de plaats van infectie langsheen een chemokinegradient

32
Q

Wat is een ontsteking

A

De accumulatie van leukocyten op de plaats van infectie samen met verhoogde vasculaire permeabiliteit en vasculaire dilatatie

33
Q

Wat doen NK-cellen

A

NK-cellen herkennen en doden sommige tumorcellen en virus-geïnfecteerde cellen

34
Q

Hoe is de NK -cel activatie gereguleerd

A

Het is gereguleerd via een combinatie van activerende en inhiberende receptoren die MHC-I moleculen herkennen

35
Q

Wat secreteren NK-cellen

A

Ze secreteren interferon-gamma, een belangrijke macrofaag-activerend cytokine

36
Q

Waar worden oplosbare factoren van de aangeboren afweer oa geproduceerd en geef voorbeelden

A

Een worden geproduceerd op de plaats van de infectie en werken lokaal. Een paar voorbeelden zijn defensinen en cathelicidine en ook bepaalde cytokinen van het aangeboren afweer zoals interferonen

37
Q

Noem een van de taken van oplosbare moleculen

A

Ze doen dienst als opsoninen, moleculen die microben bekleden zodat ze beter herkend worden door de fagocyten

38
Q

Wat zijn belangrijke componenten van de oplosbare ook wel humorale tak van de aangeboren afweer

A

Het complimentsysteem, de antimicrobiele peptiden, de collectinen, de patraxinen, de ficolinen en cytokinen

39
Q

Hoe werken antimicrobiele peptiden vaak

A

Ze werken vaak door vernietiging van de microbiele membranen

40
Q

Waaruit bestaat het complimentsysteem

A

Het bestaat uit zon 30 plasma- en membraangebonden EW

41
Q

Welke drie wegen geven aanleiding tot complementactivatie

A

1.) De alternatieve weg2.) De klassieke weg3.) De lectine pathway

42
Q

Beschrijf beknopt de alternatieve weg

A

Deze wordt geactiveerd aan het oppervlak van microben zonder de tussenkomst van de adaptieve afweer

43
Q

Beschrijf beknopt de klassieke weg

A

Deze wordt geactiveerd door AL-Ag complexen

44
Q

Beschrijf beknopt de Lectine-pathway

A

Deze wordt in afwezigheid van Al geactiveerd door binding van microbiële polysachariden aan circulerende lectines circulerende lectines

45
Q

Wat zijn de belangrijkste functies van het complement in de aangeboren afweer

A
  • Opsonisatie* Vormen van porien en daarmee doden van microben* Stimulatie van de ontsteking
46
Q

Welke 3 Collectinen die functioneren als belangrijke oplosbare patroonherkenningreceptoren

A

1.) Mannose-bindend lectine (MBL): dienst als opsonine2.) Surfactant eiwit SP-A: opsonisatie in de longen3.) Surfactant eiwit SP-D