immunologie_hoofdstuk_1_20170418162025 Flashcards

1
Q

Waar vind de differentiatie plaats van de lymfatische cellen vanuit pluripotente hemato-poetische cellen

A

Thymus en beenmerg (primaire lymfatische organen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar migreren uitgerijpte lymfatische cellen naar toe

A

Ze migreren naar perifere of secundaire lymfatische organen zoals de lymfeklieren, milt, platen van peyer en tonsillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke lymfatische cellen rijpen uit in de beenmerg

A

B-cellen (B staat voor beenmerg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke lymfatische cellen rijpen uit in de Thymus

A

Immature T-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar ligt de thymus

A

Bovenste deel van de thorax, net boven het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er met de thymus gedurende een levenscyslus

A

De activiteit ervan is maximaalin de foetus en tijden de vroege kinderjaren. Tijdens de puberteitatrofieert het, maar verdwijnt niet helemaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De thymus vormt een schakel tussen twee systeme, welke twee?

A

Het imuunsysteem en het endocrien systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke stoffen zorgen voor de uitrijping van t-cellen

A

Thymosine, thymopoteine en een aantal cytokinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurd er met de lymfocyten na de maturatie

A

Ze treden in de bloedbaan en van daaruit kunnen ze migereren naar de perifere lymfatische organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waaruit bestaat de perifere lymfatische organen

A

Uit goed georganiseerde organen zoals de milt & lymfeklieren en een groot set van diffuus lymfatisch weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar staat MALT voor

A

mucosa-associated lymfatic tissue. Niet-ingekapselde lymfatische weefsel is meestal geassocieerd met mucosa-oppervlakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de taak van de perifere lymfatische organen

A

Deze organen zijn in staat om Antigenen op te vangen en op de adaptieve immuurespons te initieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar ontmoeten pathogenen en antigenen elkaar na een infectie

A

Ze ontmoeten elkaar in de perifere lymfatische organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de taak van lymfatische organen

A

De relatief zeldzame lymfocyten specifiek voor een welbepaald AG bij elkaar te brengen zodat ze op een productieve manier met elkaar interageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de lymfeklieren

A

Het zijn sterk georganiseerde lymfatische structuren op knooppunten van een extensief systeem van lymfvaten dat extracellulaire vloeistof van de weefsels collecteert en terugvoert naar het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe komen de Ag in de lymfeklieren

A

De afferente vaten die vloeistof van de weefsels brengen ook de Ag van de plaats van infectie naar de lymfeklieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe zijn de lymfocyten gesitueerd in de lymfklieren

A

De B-cellen zijn gelokaliseerd in follikels, terwijl de T-cellen meer diffuus verdeeld zijn in ‘paracorticale zones’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat gebeurt er met B-cellen na activatie met hun welbepaalde Ag

A

B-cellen ondergaan dan intense proliferatie na interactie met hun specifiek Ag en helper T-cellen. Dit gebeurt in de kiemcentra in bepaalde follikels van de lymfklieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe worden naieve lymfocyten naar hun respectievelijke zones aangetrokken

A

Dit komt door de chemokines (chemo-attractieve cytokinen). De lymfocyten kunnen migreren in respons op chemokinen indien zijn receptoren voor deze cytokinen aan hun oppervlak tot uiting brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe verlaten de lymfocyten de lymfeklieren

A

Via de efferente lymfvaten, vandaar komen ze in het bloed terecht om vervolgens te kunnen migreren naar verschillende infectiehaarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de functie van de milt

A

Het lichaam beschermen tegen infecties in de bloedbaan. Het is in bijzonder van belang bij het opwekken van B-cel antwoorden op polysacharide Ag. De milt verzamelt ook verouderde RBC, immuuncomplexen en plaatjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Milt bestaat uit welke twee weefsels

A

De rode pulp en de witte pulp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe wordt de adaptieve immuunrespons ook wel genoemd?

A

Als een ‘speciefieke’ immuunrespons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe kun je adaptief immuniteit het best beschrijven

A

Een adaptief antwoord ten gevolge van een infectie met een bepaald pathogeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Noem de defensieve barrières van de aangeboren afweer
Er zijn de anatomische en fysiologische barrieres, fagocytose- en endocytosemechanismen en ten slotte ontstekingsreacties.
26
De aangeboren systeem wordt voornamelijk gemedieerd door welke cellen?
Fagocyterende cellen en Natural Killer cellen
27
Beide systemen zijn afhankelijk van welke celtypes?
Ze hangen af van de activiteiten van witte bloed celle en leukocyten
28
De adaptieve immuunantwoorden hangen af van welke cellen?
Lymfocyten, die vaak een levenslange immuniteit veroorzaken na een blootstelling via een infectie of vacinatie
29
Lymfocyten veroorzaken wat voor soort immuniteit?
Levenslange immuniteit na blootstelling via een infectie of vaccinatie
30
Wat verhoogt de activiteit van fagocyterende cellen en reguleren o.a. ontstekingsreactie?
Een aantal oplosbare factoren
31
Wat is een Antigeen?
Elke substantie die op een specifieke wijze kan gebonden worden door een antilichaam of een T-cel receptor.
32
Noem verschillende voorbeelden van antigenen
suikers, lipiden, hormonen en ook synthetische producten als medicijnen
33
Hoe reageert het lichaam met macromoluculaire antigenen
Het bindt slechts met een specifiek deel van het antigeen, EPITOOP of determinant genoemd.
34
Wat is de meest kenmerkende eigenschappen van de adaptieve immuniteit?
De zeer fijne specificiteit voor een zeer grote diversiteit aan antigenen en het geheugen.
35
Hoe is de specificiteit van de adaptieve immuniteit mogelijk
Omdat elke lymfocyt specifieke receptoren draagt met 1 enkele specificiteit
36
Noem de onderverdeling in adaptieve immuniteit
Humorale en cellulaire immuunantwoorden
37
Wat is de taak van humorale immuniteit?
De verdediging tegen extracellulaire micro-organismen
38
Wat is de taak van cellulaire immuniteit?
Eliminatie van intracellulaire infecties
39
Wat produceren B-cellen
Antilichamen aka immunoglobulinen
40
Waar dienen AL voor
Ze verzorgen de humorale immuniteit
41
Waar worden de AL gescreteerd
In de circulatie en in de mucosale vloeistof
42
Wat doen AL
Ze neutraliseren micro-organismen en hun toxines elimineren ze via verschillende mechanismen
43
Waar hebben AL geen toegang tot
Tot micro-organismen die leven en delen in de cel
44
Wie verzorgt de verdediging tegen intracellulaire micro-organismen
Dat doen de T-lymfocyten
45
T-cellen hebben twee onderverdelingen, welke zijn dit
Cytotoxische T-cellen en Helper T-cellen
46
Wat doen cytotoxische T-cellen
Zij doden geïnfecteerde cellen
47
Wat doen helper T-cellen
Zij activeren fagocyten zodat zij gefagocyteerde micro-organismen beter kunnen vernietigen
48
Hoeveel receptoren draagt een lymfocyt die de bloedbaan binnenkomt
1
49
Wat is een naïeve lymfocyt
Een rijpe lymfocyt die zijn Ag nog niet heeft ontmoet
50
Wat gebeurt er met een cel zijn Ag ontmoet
Deze gaat snel prolifereren. Er worden Ag-specifieke klonen van lymfocyten gegenereerd.
51
De fractie van lymfocyten die Ag binden en antwoorden op een gegeven Ag is zeer klein. Hoe wordt deze probleem verholpen
In de lymfatische weefsels worden de Ag gepresenteerd aan de recirculerende naïeve lymfocyten
52
Wat gebeurt er na de herkenning van een Ag door zijn lymfocyt
De lymfocyt stopt met migreren en wordt groter als teken van zijn activatie
53
Hoe wordt een geactiveerde lymfocyt genoemd
Een lymfoblast
54
Wat is klonale expansie
Na de herkenning van zijn Ag zal de lymfocyt beginnen te delen gedurende enkele dagen en genereert een kloon van dochtercellen met identieke specificiteit
55
Wat gebeurt er met de dochtercellen bij klonale expansie
De dochtercellen gaan dan differentiëren tot geheugencellen of effectorcellen die in staat zijn ofwel AL te produceren (B-cellen) of geïnfecteerde cellen te vernietigenof andere immuuncellen te helpen
56
Wat zijn cytokinnen
Kleine eiwitten die communicatie tussen cellen verzorgen
57
Wat gebeurt er met de effectorcellen nadat de Ag is verwijderd
De meeste cellen die door klonale expansie ontstaan ondergaan geprogrammeerde celdood of apoptose. Sommige cellen persisteren (geheugencellen) en zij vormen de basis van het immunologische geheugen.
58
Hoe kan je volledige activatie van lymfocyten bereiken
Door de activatie van minstens 2 signalen
59
Beschrijf de signalen betrokken bij activatie van lymfocyten
De eerste signaal is de specifieke herkenning van een Ag via de BCR of TCR. Het secundaire signaal kokmt veelal tot stand via de aanwezigheid van micro-organismen en de aangeboren respons erop
60
Wat zijn costimulatoren
De belanngerijke secundaire signalen coor T-cellen
61
Wat doen perifere lymfatische organen
Het opvangen van fagocyterende cellen en het zorgen van additionele signalen die noodzakelijk zijn voor de initiatie van een adaptieve immuunrespons
62
Waar komen de responsen van de tweede signaal vandaan bij B cellen
Van de T-cellen
63
Waar komen de responsen van de tweede signaal vandaan bij B cellen
Van de Antigeen Presenterende cellen (dendritische cellen, de macrofagen en de B-cellen
64
Wat doen de APC's
Ze vangen de Ag op en migreren samen naar de lymfatische weefsels waar ze de Ag presenteren en leveren additionele activerende signalen
65
Hoe komen immuunresponsen tot stand ?
Door de interactie van verscheidene celtypen en de oplosbare factoren die ze produceren.
66
Wat is plasma
Vloeistof waarin de bloedcellen aanwezig zijn.
67
Wat is serum
Vloeistof van bloed dat gestold en daarna gecentrifugeerd is waarin geen stollingsfactoren meer zit
68
Noem de verschillende soorten bloedcellen
RBC, WBC(leukocyten) en bloedplaatjes
69
Noem de verschillende subtypes van leukocyten
Granulocyten (omvatten de neutrofielen, eosinofielen en basofielen) MonocytenLymfocytenNatural killer cellen
70
Welke type cellen bepalen de specificiteit van de immuun-respons
De lymfocyten
71
Waar is de anatomische omgeving waar een immuunreactie plaats grijpt
Een aantal gespecialiseerde epitheliale en stromale cellen
72
Wat zijn terminale cellen en geef voorbeelden hiervan
Cellen die niet meer verder kunnen delen. Vb hiervan zijn de bloedcellen, lymfocyten uitgezonderd
73
Wat is de basale of constitutieve hematopoese
De productie van bloedcellen in het beenmerg
74
Wat is stress of geinduceerde hematopoese
Extra productie van bloedcellen als reactie op verhoogde nood aan bloedcellen vb bij infectie en bloedverlies
75
Hoe komen granulocyten aan hun naam
door de aanwezigheid van cytoplasmatische granulen
76
Hoe worden granulocyten ook wel genoemd
polymorfonucleaire cellen omwille van de speciale vorm van hun kern
77
Wat is extravasatie of het proces van diapedese
Granulocuten hechten aan de endotheelcellen van de bloedvatwand en kunnen de bloedbaan verlaten
78
Benoem de onderscheiding van granulocyten
Neutrofielen, eosinofielen en basofielen
79
Benoem de specifieken van neutrofielen
50-70% van het totaal aantal bloed leukocyten. Hebben een korte levensduur als ze het beenmerg verlaten
80
Wat doen neutrofielen
Ze kunnen zeer efficiënt partikels als bacteriën fagocyteren en hebben een belangrijke rol in de verdediging tegen extracellulaire micro-organismen (Bacteriën en gisten). Ze bewaken bewaken via de bloedstroom het lichaam tegen binnendringende microben
81
Wat bezitten de neutrofielen in hun granules
Afbraak enzymes
82
Waartegen werken eosinofielen tegen
ze spelen een belangrijke rol in de verdediging tegen parasitaire infecties, tegen extracellulaire killing van grote parasieten als wormen die niet gefagocyteerd kunnen worden
83
Hoe gebeurt de activatie van de eosinofielen
De activatie kan worden geinduceerd door lymfocyten en oplosbare moleculen van de adaptieve immuunrespons
84
Hoe gaan eosinofielen te werk
Ze binden aan een parasiet die met AL is bedekt eb degranuleren aan het oppervlak van de parasiet
85
Wat is de functie van basofielen
Functie is verwant met die van de gelijkaardige mestcellen die gelokaliseerd zijn in de weefsels
86
Waar bevinden mestcellen zich
Mestcellen bevinden zich in het bindweefsel en in de mucosale oppervlakken van het lichaam waar ze verdedigen tegen parasitaire infecties
87
Wat is de functie van monocyten en macrofagen
Ze verzekeren de fagocyterende capaciteit en de antigeen presentatie
88
Fagocyterende macrofagen worden in verschillende organen anders genoemd. Geef deze verschillende namen
In de lever worden ze Kupffer cellen genoemd en in de hersenen de microgliacellen.
89
Welke barriereweefsels bevatten ook belangrijke mononucleaire cel populaties
Dit zijn de darm, huid en long
90
Wat is opsonisatie
Bepaalde macromoleculen, de opsoninen, die binden aan de oppervlak van een micro-organismen zodat de herkenning door een fagocyt gemakkelijker wordt
91
Noem bepaalde opsoninen
Bepaalde complementfactoren zoals C3b en immunoglobulinen (IgG)
92
Wat is er zo speciaal aan de vorm van dendritische cellen
Door de vele uitstulpingen wordt maximale interactie mogelijk met andere cellen
93
Wat is de Algemene taak van dendritische cellen
Ze verzorgen de de interactie tussen het aangeboren en het adaptieve immuunsysteem.
94
Waar bevinden dendritische cellen
Ze bevinden in de huid, de mucosae en het parenchym van de organen
95
Wat kunnen dendritische cellen doen met micro-organismen
Ze kunnen de micro-organismen opnemen en migreren dan naar de lymfeknopen om er te interageren met lymfocyten
96
Wat is de hoofdtaak van de dendritische cellen
Hun hoofdtaak bestaat erin antigenen te transporteren en te presenteren.
97
Dendritische cellen kunnen in welke twee klassen onderverdeeld worden en wat is hun taak
Je hebt de conventionele dendritische cellen die Ag transporteren en presenteren en je hebt de plamacytoide dendritische cellen die betrokken zijn bij het vroege antwoord tegen virale infecties
98
Hoe werken plamacytoide dendritische cellen precies
Ze herkennen nucleinezuren van intracellulaire virussen en produceren type I interferonen, oplosbare EW die sterke antivirale activiteit bezitten.
99
Hoe ontstaan lymfocyten
Ze differentieren vanuit hemapoetische stamcellen in twee etappes
100
Beschrijf de twee fasen van differentiaties
De eerste fase resulteert in rustende lymfocyten die geen functionele activiteit hebben totdat ze een gepaste AG ontmoeten.De tweede (perifere) fase in secundaire perifere lymfatische organen zorgt ervoor dat het IS specifiek kan reageren op de AG.
101
Wat hebben B- en T-cellen dat voor hun specificiteit zorgt
Ze dragen aan hun oppervlak receptoren specifiek voor een welbepaald AG
102
Hoe ziet de BCR eruit
De BCR is een membraangebonden vorm van de AL die zij zullen secreteren na activatie
103
Hoe worden naive T- en B-cellen geactiveerd
Contact met hun AG zorgt voor de activatie en daardoor rijpen ze uit tot effector- of geheugencellen
104
Waar tot differentiëren B-cellen
Tot plasmacellen die verantwoordelijk zijn voor de synthese en secretie van AL
105
Welke twee typen effector T-cellen zijn er
De T-helper cellen en cytotoxische T-cellen
106
Wat zijn 'Innate lymphoid cells ILCs en wat zijn hun functies
Dit zijn cellen die behoren tot de lymfatische lijn maar die geen BCR of TCR hebben. Ze hebben verschillende fysiologische functies (als T-helper cellen of ze hebben cytotoxische activiteit). Ze zijn instaat om snel na een infectie immuunregulerende cytokines te produceren.
107
Welke groepen van ILCs zijn er
ILC1, ILC2, ILC3. ze worden ingedeeld naargelang het spectrum van cytokinen die ze produceren en TF die hun ontwikkeling en functie reguleren
108
Waar zijn de ILCs te vinden
Ze zijn te vinden aan mucosale opp waar ze in contact komen met infectieuze agentia uit de omgeving
109
Noem een speciale vorm van ILCs en wat zijn hun functies
NK-cellen, ze herkennen en doden sommige tumorcellen en virus-geïnfecteerde cellen.
110
Hoe wordt de herkenning van geïnfecteerde cellen gereguleerd
Het wordt gereguleerd via een combinatie van activerende en inhiberende receptoren die MHC 1 moleculen herkennen.
111
Hoe ziet het mechanisme om te doden eruit van NK cellen
Het is gelijkaardig aan dat van de cytotoxische T-cel en wordt gemedieerd door de release van granule inhoud (perforines en granzymes) aan het opp van de geïnfecteerde cel
112
Hoe induceren NK cellen apoptosis
Ze induceren apoptosis in de doelwitcel door FAS-FASL interacties
113
Wat secreteren NK-cellen en wat doet het
Ze secreteren interferon-gamma en dit cytokine zal naburige cellen beschermen tehen infectie door virussen en zal andere immuuncellen (bvb macrofagen) activeren.
114
Wat doen APC's
Ze presenteren het AG aan T-lymfocyten
115
Waar worden APC's getroffen
Ze worden voornamelijk getroffen in de huid , lymfeklieren, milt en thymus
116
Wat zijn de zogenaamde professoinele antigeenpresenterende cellen
B-cellen, dendritische cellen en monocyten-macrofagen
117
Op welke drie manieren kan het IS falen
Immuno deficientie, Onmiddellijke Overgevoeligheid en autoimmuunpathologie
118
Wat is precies Immuno deficiëntie
Een niet-effectieve immuunrespons. Bij sommige mensen falen bepaalde delen van het IS
119
Hoe werkt de ziekte van AIDS
De ziekte vernietigt de helper T-cellen die een centrale rol spelen in de meeste immuunantwoorden. Hierdoor ontstaan er infecties veroorzaakt door intracellulaire bacterien en andere pathogenen die normaal gecontroleerd worden door macrofagen na de activatie door helper T-cellen. De infecties zijn de belangrijkste doodsoorzaak door AIDS
120
Wat wordt precies verstaan onder overgevoeligheid
Een over-actieve immuunrespons
121
Wat zijn auto-immuunziekten
Ongepaste reacties op lichaamseigen Ag. Het systeem reageert tegen lichaamseigen onderdelen
122
Hoe wordt getracht om de afstoting van lichaamsvreemde Ag tegengegaan bij transplantaties
Er moet een zo groot mogelijke overeenkomst in weefselAg zijn tussen de donor en ontvanger en door immunosuppresieve gnm zal de immuunreactie onderdrukt worden.