Immunologie 2 Flashcards
Cell-mediated response
Een Tc-cel herkent intracellulaire infecties door antigenen die op MHC klasse 1 worden gepresenteerd
Humorale response
Een Th-cel kan op MHC 2 herkennen (Cd4) wat voor soort infectie aanwezig is in het lichaam en cytokines uitscheidt, om vervolgens de B-cel te activeren
Primary en secundary response
Eerste blootstelling zorgt voor een reactie, tweede blootstelling zorgt voor een sterkere reactie doormiddel van aanwezige antilichamen
Receptor-ligand interacties
Bindingen tussen receptor-ligand/antigen-antilichaam
-> Waterstof bindingen
-> Ionische bindingen
-> Van der Waals krachten
-> Hydrofobe interacties
association constant
Ka (affiniteit van je receptor-ligand paar). Wordt gebruikt bij een antigen-antilichaam binding
association rate
Hoe snel een complex gevormd wordt
dissociation rate
Hoe snel een complex uit elkaar valt
dissociation constant
Kd (omgekeerde van association constant), wordt gebruikt bij een receptor-ligand (enzym)
Aviditeit
Aviditeit is de som van de affiniteiten van alle bindingen
Hoe krijg je activatie van een receptor
Door het binden van een antigen
Wat zijn immunoglobuline domeinen?
Een immunoglobuline domein is een soort van kommetje van anti-parallele beta-sheets (Variabele en constante delen)
immunoglobuline familie
De immunoglobuline familie zijn receptoren die een transmembraan deel en een cytocolisch deel hebben, of ze liggen los
BCR (B-cel receptor)
Bevat een transmembraan deel en een cytocolisch deel. Zolang de BCR op het oppervlakte van de B-cel ligt en antigenen kan binden zorgt het voor activatie en zodra de BCR loslaat en de BCR dus is secreted, wordt het een antilichaam genoemd.
Bepaalde specificiteit
Kan BCR uit zichzelf andere componenten signaleren?
nee, hiervoor zijn Ig-Alfa en Ig-Beta nodig. Dit helpt bij signalering en zorgt uiteindelijk voor bindingen van het antigen
TCR (T-cel receptor)
Altijd transmembraan, laat dus nooit los van het oppervlakte van de cel; wordt nooit tot secretie gebracht. TCR bevat echter wel een stukje cytosolisch voor intracellulaire signalering.
Specifiek voor peptiden
Voorbeelden immonuglobin familie
Ig-alfa, Ig-beta hetrodimeer, Immunoglobuline IgM, T-cel receptor, CD3, CD 4, CD 8 , MHC klasse 1 en MHC klasse 2, Poly-Ig receptor en de Fc-gamma
Wat is de functie van Ig-alfa, Ig-beta hetrodimeer?
helpt bij de B-cel receptor voor de signalering. Dit is een receptor waar we niet zo veel op ingaan.
Immunoglobuline IgM
bevat heel veel immunoglobuline domeinen. Is een pentameer en bevat een Mu voor zware keten
T-cel receptor
bevat 4 immunoglobuline domeinen. Is een heterodimeer. Is altijd transmembraan. Cd4 => MHC2 & Cd8 => MHC1
CD3
is specifiek voor T-cellen. Is aanwezig in elke T-cel en met signalering
CD 4
is specifiek voor een Th-cel. Zorgt voor interactie met MHC2. Maakt contact met de constante regio van MHC1/2
MHC klasse 1 en MHC klasse 2
Bevatten immunoglobuline domeinen, maar bevatten bovenin een andere structuur dan de andere receptoren.
MHC1 => Cd8 + Tc-cel + Humorale respons
MHC2 => Cd4 + Th-cel + cell-mediated respons
Poly-Ig receptor en de Fc-gamma receptor
hebben te maken met de effector functies van de antilichamen.
Th-cel (CD 4)
communiceert met MHC 2 op een APC (antigeen presenterende cel; de macrofaag en de dendritische cel).
Tc-cel (CD 8)
communiceert met MHC 1 op virus geïnfecteerde cellen, maar ook op gezonde cellen. APC’s bevatten ook MHC klasse 1. MHC klasse 1 komt op alle kern houdende cellen voor.
Waar bestaat een Antilichaam uit
Lichte en zware ketens, zijn peptide ketens met een C- en N- terminus. Bevat Variabelen en Constante onderdelen. CHO is een suikergroep
Lichte ketens
Kappa of lapda
Zware ketens
Bestaat uit drie constante delen en een variabel deel. Isotopen zijn. mu, gamma, alfa, delta of epsilon
Naam antilichaam op basis van zware ketens
mu: IgM (Grootste, pentameer)
gamma: IgG (Meest voorkomend antilichaam in het bloed)
alfa: IgA
delta: IgD
epsilon: IgE