Bioprocess enginering Flashcards

1
Q

Chemolitotroph

A

oxideren inorganische componenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Chemoorganotroph

A

conserveren energie van organische chemicaliën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Autotroph

A

Carbon obtained from CO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Phototroph

A

conserveren licht energie tot ATP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Heterotroph

A

Carbon obtained from an organic compound

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoeveel joule is 1 kcal

A

4,184 Joule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn energierijke componenten van een redox reactie

A

ATP, phosphoenolpyruvate en Acetyl-coA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Elektron donors

A

Staan elektronen af; component is een reductor; het component gaat van H bevatten naar geen H meer bevatten in de halfreacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Elektron receptors

A

Nemen elektronen op; component is een oxidator; het component gaat van geen H bevatten naar H bevatten in de halfreacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vormen van ‘’yielding’’ energie

A
  1. Energie-rijke bindingen in componenten:
  2. Glycolyse:
  3. Fermentatie (ook wel, de interne re-shuffeling van elektronen):
  4. Oxidatieve fosforylering
  5. Citroenzuurcyclus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Anaerobe ademhaling

A
  • Geen O2 aanwezig
  • Er zijn alternatieve e- acceptoren (NO3-, SO42-, Fe3+, CO32-; producten: No2-, H2S, Fe2+ of CH4) aanwezig, naast O2.
  • PMF dient als bron voor de ATP productie (oxidatieve fosforylatie; net zoals bij aerobe ATP productie).
  • Sulphate reductie, nitraat reductie, acetogenesis en methanogenesis zijn voorbeelden van anaerobe ademhaling.
  • Substraat (organisch substraat) kan volledig worden geoxideerd tot CO2!
  • Levert 3 NADH (of NADPH) en 2 FADH op wanneer O2 de e- acceptor is; levert 2 NADH en 1 FADH op wanneer NO3- e- acceptor is; levert 1 NADH en 0 FADH op wanneer SO42- e- acceptor is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fermentatie

A
  • Er is geen O2 aanwezig
  • Er zijn geen andere e- acceptoren aanwezig, naast O2.
  • ATP wordt geproduceerd met behulp van substraat-level fosforylatie*; formatie van ATP van ADP en een gefosforyleerde intermediate (tijdens het metabolisme van de substraten).
  • De substraten dienen beide als e- donor als e- acceptor.
  • Energie-rijke componenten (bevatten een energie-rijke fosfaat binding of bevatten coenzym A) worden geproduceerd.
  • De geproduceerde producten (zuren, alcohol etc.) worden uitgescheiden in het medium. Dit zorgt voor een redox balans in fermenterende micro-organismen, zodat de e- toch afgegeven/kwijt geraakt kan worden (les 1, fermentatie). Ook wordt H2 vaak geproduceerd, samen met de activatie van ferredoxin (e- carrier), gevolgd door hydrogenase om het redoxbalans te behouden*.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van ferredoxin en hydrogenase

A

voor het behouden van het redoxbalans (PMF voor fermentatie):
-> H2 wordt geproduceerd (2H+ +2e- -> H2), terwijl fermentatie producten worden geproduceerd om de elektronen weg te werken om ATP te produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hydrolysis

A
  • De hydrolyse is nodig, zodat cellen de substraten kunnen opnemen. Zonder hydrolyse zijn de substraten namelijk te groot en is opname niet nodig.
  • Zulke substraten hebben vaak een hoge MW en zijn onoplosbare polymeren; polysacchariden, proteases, lipases
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Fermentatie

A
  • Fermentatie wordt ook wel acidogenesis genoemd, short-chain en long-chain vetzuren worden gevormd net zoals H2.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Acetogenese

A
  • Short-chain vetzuren en long-chain vetzuren worden omgezet tot acetaat, CO2 en H2. Deze omzettingen hebben energie nodig, waardoor de acetogenesis reacties niet voordelig zijn.
  • Acetogenese wordt ook wel de tweede fermentatie genoemd.
17
Q

Methagonese

A
  • Het methanogenese gedeelte bestaat uit twee groepen van micro-organismen:
    ->Hydrogenotrofic methanogens; H2 (is de enegriebron) + CO2 tot methaan (CH4) > 30% energie yield (litotrophic metabolism).
    ->Acteoclastic methanogens; Acetic acids wordt omgezet tot CO2 en methaan > 70% energie yield
  • Hogere productie methaan, is een hogere hoeveelheid energie.
18
Q

Psychrophilic:

A

10 – 20 graden > HRT: 40-100 dagen

19
Q

mesophilic:

A

20 – 40 graden > HRT: 25-40 dagen

20
Q

thermophilic:

A

40 – 60 graden > HRT: 15-25 dagen

21
Q

Primary treatment

A

Wastewater passes through a series of grates and screens that remove large objects.

22
Q

Secundairy treatment

A

Aerobic secondary treatment uses digestive reactions carried out by microbes under aerobic conditions to treat wastewater with low levels of organic materials.

23
Q

Chlorophylls

A

Rood en blauw licht, produceert wel zuurstof via fotosynthese

24
Q

Bacteriochlorophylls

A

Ultra rood licht, geen productie via fotosynthese