ILp samenvatting h1,2 Flashcards
wat is epidemiologie?
Houd zich bezig met de wijzen waarop ziekte en sterfpatronen verdeeld zijn over de bevolking. Deze verdeling is niet altijd gelijk: bepaalde groepen uit de bevolking hebben een grotere kans om ziek te worden, en ongeval te krijgen of eerder te overlijden.
Etiologische factoren
= oorzaak
Diagnostische factoren
=verschijnselen
Prognostische factoren
= oplossingen
Levensverwachting
De schatting hoe oud iemand wordt
Verloren levensjaren
Jaren dat iemand ziek is geweest of een ongeval heeft gehad.
Morbiditeit:
* Incidentie
* Prevalentie
. Aantal nieuwe ziekte gevallen
. Aantal bestaande met nieuwe ziekte gevallen
Mortaliteit
Sterfte gevallen/sterfte cijfer
Ervaren gezondheid
Social en emotionele gezondheid
aanbevolen energie verhouding
koolhydraten 55-60%
vetten: niet meer dan 35% (minder dan 10% verzadigd)
eiwitten 10-15%
6 groepen voedingstoffen (nutriënten)
koolhydraten
vetten (lipiden)
eiwitten
vitaminen
mineralen
water
waar worden koolhydraten ingedeeld?
monosachariden
disachariden
polysachariden
monosachariden
enkelvoudige suikers zoals: glucose, fructose, galactose
disachariden
zijn twee monosachariden zoals: sucrose, maltose, lactose.
oligosachariden
korte ketens van 3 tot 10 monosachariden.
polysachariden
lange ketens van verbonden monosachariden
functie koolhydraten
. ze zijn een belangrijke energiebron , vooral tijdens inspanning met hoge intensiteit.
. de aanwezigheid van koolhydraten reguleert het metabolisme van het vet en eiwit.
. het zenuwstelsel kan alleen van koolhydraten gebruikmaken voor zijn energievoorziening.
. ze zijn de bron voor lever en spierglycogeen.
model van lalonde factoren
- biologische factoren: genetisch bepaald (aanleg/afwijking)
- omgeving: zoals gebouwen, lucht en groen maar ook maatschappelijk zoals relaties
- leefstijl: gezond of ongezond leven
- voorzieningen gezondheidszorg: mogelijkheid tot gezondheidszorg
bravo-factoren
Bewegen
Roken
Alcohol & drugsgebruik
Voeding
Ontspanning
Primaire preventie
activiteiten die voorkomen dat gezonde mensen een bepaald gezondheidsprobleem, ziekte of ongeval krijgen. Bijv. sporten.
Secundaire preventie:
vroege opsporing van ziekten of afwijkingen bij personen die ziek zijn, een verhoogd risico lopen of een bepaalde genetische aanleg hebben. De ziekte kan daardoor eerder worden behandeld, zodat deze eerder geneest of niet erger wordt. Bijv. preventief onderzoek.
Tertiaire preventie:
voorkomen van complicaties en ziekteverergering bij patiënten. Ook het bevorderen van de zelfredzaamheid van patiënten valt hieronder. Bijv. leren omgaan met nieuwe heup.
Stofwisseling / metabolisme:
omzetting van voedingsstoffen in bouwstoffen van het lichaam, waarbij energie wordt vrijgemaakt.
Ruststofwisseling / basaal metabolisme / rustmetabolisme:
De minimale stofwisseling die nodig is om in leven te blijven.