Ijstijden Flashcards
Hoe kunnen ijstijden worden achterhaald met zuurstofisotopen?
In zeewater is O16 en O18 Te vinden.
In koude perioden verdampt meer O16 uit het zeewater en komt terecht in landijs
O18 wordt door zeedieren opgeslagen in hun kalkskeletjes. Deze komen terecht op de zeebodem.
Aan de verhouding O16/O18 in diepzeesediment en landijs kan worden bepaald welke perioden in de geschiedenis koud waren en welke warm.
Noem drie perioden in het Pleistoceen van oud naar jong
Saalien, Eemien, Weichselien
De laatste keer dat landijs Nederland heeft bereikt, was in het..
(Eind) Saalien, periode 6
Laatste ijstijd
Weichselien
In het Eemien was een…
Het Eemien was een warme periode, dus een interglaciaal
Een glaciaal is een ..
Langdurig koude periode of ijstijd
Wat is een interglaciaal en wat voor vegetatie groeit in deze periode?
Een langdurig warme periode, en tijdens deze periode groeit er bos
Wat is een stadiaal, en wat voor vegetatie groeit er tijdens deze periode?
Een stadiaal is het koudste deel van een glaciaal, en er groeit tijdens deze periode toendravegetatie of het is kaal
Wat is een interstadiaal en wat voor vegetatie groeit er tijdens deze periode?
Een interstadiaal is een korte, warme periode in een glaciaal, en er groeien dwergstruiken
Wat zegt de excentriciteit van de aardbaan?
De excentriciteit van de aardbaan geeft aan hoeveel de baan van de aarde afwijkt van een cirkel. Dit kan verschillen van licht elliptisch tot bijna een cirkel.
Wat beschrijven de Milankovitch cycli?
De combinatie van variaties in de gang van de aarde en hoe deze invloed hebben op het klimaat op aarde (afwisseling van ijstijden en warmere perioden)
Wat zegt de obliquiteit van de aardas?
De obliquiteit is de hellingshoek waarin de aarde staat
Wat zegt de precessie van de aardas?
De precessie van de aardas is de tolbeweging die de aarde maakt bij het draaien om de zon
Hoe zag NL eruit in het Kwartier, voordat gletsjers kwamen?
Maagdelijk Nederland was een Delta van grote rivieren.
Noordelijke deel:
-Witte, mineralogisch arme, kwartsrijke zanden vanuit het Oosten bedekten het bovenste gedeelte van NL
Zuidelijke deel:
- grove, bruine zanden vanuit het zuiden (aangevoerd door Rijn en Maas) bedekten het zuidelijke deel. Dit deel was mineralogisch rijker en bevatte plaatselijke kleilagen