Huurwoningen - Hébergement Flashcards
1
Q
Le congélateur
A
De diepvriezer
2
Q
Le séchoir
A
De droger
3
Q
Le propriétaire
A
De eigenaar
4
Q
Le locataire
A
De huurder
5
Q
La chambre d’hôtes
A
De gastenkamer
6
Q
Le rez-de-chaussée
A
Het gelijkvloers
7
Q
Le contrat de location
A
De huurovereenkomst
8
Q
Le réfrigérateur
A
De koelkast
9
Q
Le lac
A
Het meer
10
Q
Les environs
A
De omgeving
11
Q
Le feu ouvert
A
De open haard
12
Q
Le parking
A
De parkeerplaats
13
Q
Le lit superposé
A
Het stapelbed
14
Q
L’accès à
A
De toegang tot
15
Q
L’exception
A
De uitzondering
16
Q
Le vacancier
A
De vakantieganger
17
Q
Le chauffage
A
De verwarming
18
Q
La machine à laver
A
De wasmachine
19
Q
Le lavabo
A
De wastafel
20
Q
Satisfaire aux désirs
A
Aan de wensen voldoen
21
Q
Se composer de
A
Bestaan (uit)
22
Q
Faire partie de
A
Deel uit/maken (van)
23
Q
Être habitué à
A
Gewend zijn (aan)
24
Q
À louer
A
Te huur
25
Louer (propriétaire)
Verhuren
26
Louer (locataire)
Huren
27
Être équipé de
Voorzien zijn (van)
28
Se trouver
Zich bevinden
29
Accessible
Bereikbaar
30
Disponible
Beschikbaar
31
Digne d'être vu
Bezienswaardig
32
Couvert (une piscine ouverte)
Overdekt
33
Visible
Zichtbaar
34
Op enkele minuten lopen
À quelques minutes à pied
35
Au milieu de
Te midden van
36
L'offre
Het aanbod
37
L'héberge
De acomodatie
38
Le temps de réflexion
De bedenktijd
39
Les draps de lit
Het bedlinnen
40
La caution
De borgsom
41
Le gérant du camping
De campinghouder
42
La couverture
De deken
43
L'expérience
De ervaring
44
L'hôte
De gast
45
Le toboggan
De glijbaan
46
La serviette éponge
De handdoek
47
Le coussin
Het kussen
48
Le domaine
Het landgoed
49
L'âge
De leeftijd
50
La situation
De ligging
51
Le collaborateur
De medewerker
52
Le petit enfant (de 2 à 4 ans)
De peuter
53
L'endroit
De plek
54
L'espace
De ruimte
55
Les sanitaires
Het sanitair
56
Les frais de nettoyage
De schoonmaakkosten
57
La caravane résidentielle
De stacaravan
58
L'adolescent
De tiener
59
L'équipement
De uitrusting
60
La surprise
De verrassing
61
Les équipements
De voorzieningen
62
Calculer
Berekenen
63
Emporter
Iets mee/nemen
64
Faire attention à
Letten (op)
65
Participer à
Mee/doen (aan)
66
Manquer de
Ontbreken (aan)
67
Passer la nuit
Overnachten
68
Avoir à sa disposition
Tot zijn beschikking hebben
69
Avoir tout le confort
Van alle gemakken voorzien zijn
70
Préparer
Voor/bereiden
71
Modifier
Wijzigen
72
Pratique
Handig
73
Agréable, spacieux et confortable
Riant
74
Étendu, détaillé
Uitgebreid
75
Insouciant
Zorgeloos
76
La politique
Het beleid
77
La montagne
De berg
78
Le bois
Het bos
79
La couette
Het dekbed
80
La compagnie
Het gezelschap
81
La cuisine équipée
De ingerichte keuken
82
Les meubles pour enfant
Het kindermeubilair
83
Le coffre-fort
Het kluisje
84
Le leader
De marktleider
85
Le collaborateur
De medewerker
86
La région naturelle
Het natuurgebied
87
L'intimité
De privacy
88
Le repos
De rust
89
Les jouets
Het speelgoed
90
Le hammam
Het stoombad
91
La liberté
De vrijheid
92
La vague
De watergolf
93
Le plaisir de l'eau
De waterpret
94
La rivière sauvage
De wildwaterbaan
95
Procurer
Bezorgen
96
Tirer à l'arc
Boogschieten
97
Plonger
Duiken
98
Faire du canoë
Kanoën
99
Escalader
Klimmen
100
Bricoler
Knutselen
101
Faire du golf
Midgetgolfen
102
Déstresser
Onthaasten
103
Tenir compte de
Rekening houden (met)
104
Surprendre
Verrassen
105
Faire du pédalo
Waterfietsen
106
Faire de la voile
Zeilen
107
Faire son lit
Zijn bed op/maken
108
Veiller à
Zorgen (voor)
109
Sans voiture
Autovrij
110
Serviable
Behulpzaam
111
Bouillonnant
Bruisend
112
Illimité
Onbeperkt
113
Magnifique
Schitterend
114
Passionnant
Spannend
115
Le maître de maison
De gastheer
116
La ferme
De boerderij
117
L'activité secondaire
De nevenactiviteit
118
De stal
L'écurie
119
La sécurité
De veiligheid
120
Brosser
Borstelen
121
Prendre part à
Mee/maken
122
Traire
Melken
123
Avoir à faire à
Te maken hebben (met)
124
Comparer
Vergelijken
125
Être répandu
Verspreid zijn (over)
126
Se faire gâter
Zich laten verwennen
127
Se distinguer
Zich onderscheiden
128
Le fonctionnaire
De ambtenaar
129
Le chef d'entreprise
De bedrijfsleider
130
La résidence secondaire
Het buitenverblijf
131
La consommation de gaz
Het gazverbruik
132
La pensée
De gedachte
133
L'intimité
De gezelligheid
134
Le manuel, le mode d'emploi
De handleiding
135
Les ordures ménagères
Het huisvuil
136
La poêle
De kachel
137
Le matériel pour enfant
De kinderbenodigheden
138
Le drap
Het laken
139
L'enseignant
De leerkracht
140
L'affiliation
Het lidmaatschap
141
L'hôte
De logé
142
Le malentendu
Het misverstand
143
L'entretien
Het onderhoud
144
La sous-location
De onderverhuring
145
La surface
De oppervlakte
146
L'étagère
Het rek
147
L'indemnité
De vergoeding
148
La confiance
Het vertrouwen
149
L'alimentation
De voeding
150
Le préjugé
Het vooroordeel
151
Le cadeau de bienvenue
Het welkomstgeschenk
152
Passer chez
Langs/komen (bij)
153
Nettoyer
Reinigen
154
Aspirer
Stofzuigen
155
Cacher
Verbergen
156
Accueillir
Verwelkomen
157
Utilisable
Bruikbaar
158
Hospitalier
Gastvrij
159
Déçu
Ontgoocheld
160
Sûr
Veilig
161
Indépendant
Zelfstandig
