Huurwoningen - Hébergement Flashcards
Le congélateur
De diepvriezer
Le séchoir
De droger
Le propriétaire
De eigenaar
Le locataire
De huurder
La chambre d’hôtes
De gastenkamer
Le rez-de-chaussée
Het gelijkvloers
Le contrat de location
De huurovereenkomst
Le réfrigérateur
De koelkast
Le lac
Het meer
Les environs
De omgeving
Le feu ouvert
De open haard
Le parking
De parkeerplaats
Le lit superposé
Het stapelbed
L’accès à
De toegang tot
L’exception
De uitzondering
Le vacancier
De vakantieganger
Le chauffage
De verwarming
La machine à laver
De wasmachine
Le lavabo
De wastafel
Satisfaire aux désirs
Aan de wensen voldoen
Se composer de
Bestaan (uit)
Faire partie de
Deel uit/maken (van)
Être habitué à
Gewend zijn (aan)
À louer
Te huur
Louer (propriétaire)
Verhuren
Louer (locataire)
Huren
Être équipé de
Voorzien zijn (van)
Se trouver
Zich bevinden
Accessible
Bereikbaar
Disponible
Beschikbaar
Digne d’être vu
Bezienswaardig
Couvert (une piscine ouverte)
Overdekt
Visible
Zichtbaar
Op enkele minuten lopen
À quelques minutes à pied
Au milieu de
Te midden van
L’offre
Het aanbod
L’héberge
De acomodatie
Le temps de réflexion
De bedenktijd
Les draps de lit
Het bedlinnen
La caution
De borgsom
Le gérant du camping
De campinghouder
La couverture
De deken
L’expérience
De ervaring
L’hôte
De gast
Le toboggan
De glijbaan
La serviette éponge
De handdoek
Le coussin
Het kussen
Le domaine
Het landgoed
L’âge
De leeftijd
La situation
De ligging
Le collaborateur
De medewerker
Le petit enfant (de 2 à 4 ans)
De peuter
L’endroit
De plek
L’espace
De ruimte
Les sanitaires
Het sanitair
Les frais de nettoyage
De schoonmaakkosten
La caravane résidentielle
De stacaravan
L’adolescent
De tiener
L’équipement
De uitrusting
La surprise
De verrassing
Les équipements
De voorzieningen
Calculer
Berekenen
Emporter
Iets mee/nemen
Faire attention à
Letten (op)
