Human Phys Flashcards

H12.18 (1-22), H13 (23-)

1
Q

Wat is de cardiac output in rust?

A

5L/min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de maximale cardiac output in beweging?

A

35L/min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar gaat het merendeel van de toename van de cardiac output in beweging naar toe?

A

spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor is er meer flow naar de huid, het hart en de spieren bij beweging?

A

Door arteriele vasodilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waardoor is er verminderde flow naar de nieren en de gastrointestinale organen in beweging?

A

Door arteriele vasoconstrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom neemt de bloeddruk maar een beetje toe bij beweging? (lang)

A

De perifere weerstand gaat omlaag door vasodilatatie. Het slagvolume gaat echter met meer omhoog dan de perifere flow omlaag gaat dus de bloeddruk gaat maar een beetje omhoog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waardoor gaat het aantal pulsen/min omhoog bij beweging?

A

Door een toename in slagvolume en de snelheid waarmee slagvolume geëjecteerd wordt is er een toename van systolische druk. Hierdoor gaat aantal pulsen/min omhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke factors zorgen voor veneuze return gedurende beweging? (4)

A

Meer activiteit van skeletspierpomp, meer diepte en frequentie inspiratie, meer veneuze tonus door sympatisch systeem, meer gedilateerde spier arteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De cardiale output gaat tijdens beweging (omhoog/omlaag)

A

omhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De hartslag gaat tijdens beweging (omhoog/omlaag)

A

omhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het hartminuutvolume gaat tijdens beweging (omhoog/omlaag)

A

omhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De totale perifere weerstand gaat tijdens beweging (omhoog/omlaag)

A

omlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De gemiddelde arteriele drukk gaat tijdens beweging (omhoog/omlaag)

A

omhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De pulsdruk gaat tijdens beweging (omhoog/omlaag)

A

omhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het eind-diastolisch volume gaat tijdens beweging (omhoog/omlaag)

A

omhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De bloedstroom naar skeletspieren en hartspieren gaat tijdens beweging (omhoog/omlaag)

A

omhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De bloedstroom naar de huid gaat tijdens beweging (omhoog/omlaag)

A

omhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De bloed stroom naar de viscera (organen) gaat tijdens beweging (omhoog/omlaag)

A

omlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De bloedstroom naar de hersenen gaat tijdens beweging (omhoog/omlaag)

A

omhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de VO2 max (def)?

A

maximale zuurstof consumptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waardoor wordt de VO2 max gelimiteerd? (3)

A

cardiale output, ademhalingsfrequentie, verbuik van zuurstof door de spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Kan de VO2 max beïnvloedt worden door hoeveel iemand gewoonlijk sport?

A

Ja

23
Q

tidaal volume (TV) (def)

A

lucht in/uit in 1 ademhaling

24
Q

tidaal volume (TV) (cijf)

A

500mL

25
Q

IRV (def

A

reserve volume bij een inademing dat kan worden ingeademd bij maximale moeite

26
Q

IRV (cijf)

A

3000mL

27
Q

ERV (def)

A

reserve volume bij uitademing met max inspanning

28
Q

ERV (cijf)

A

1200mL

29
Q

RV (residuaal volume)

A

lucht in de longen na max uitademing

30
Q

RV (cijf)

A

1200mL

31
Q

VC (def) (vitale capaciteit)

A

ERV + TV + IRV, aantal lucht dat uitgeademd kan worden na max inademing

32
Q

VC (cijf)

A

4700mL

33
Q

IC (inspiratoir capaciteit) (def)

A

max adem dat kan worden ingeademd na een tidale uitademing (TV + IRV)

34
Q

IC (cijf)

A

3500mL

35
Q

FRC (functioneel residueel capaciteit) (def)

A

lucht in de longen na een normale tidale uitademing

36
Q

FRC (cijf)

A

2400mL

37
Q

TLC (totale long capaciteit) (def)

A

max lucht in de longen (RV + VC)

38
Q

TLC (cijf)

A

5900mL

39
Q

Hoeveel alveoli heeft een volwassene?

A

300 miljoen

40
Q

Wat zijn de onderdelen van de bovenste luchtwegen? (4)

A

neus, mond, pharynx, larynx

41
Q

Waar ligt de conducting zone van de luchtwegen?

A

van bovenste gedeelte trachea tot het eind van de terminale bronchioles

42
Q

Heeft de conducting zone alveoli?

A

Nee

43
Q

In welke zone van de luchtwegen is er een uitwisseling van gassen?

A

In de respiratoire zone

44
Q

Heeft de respiratoire zone alveoli?

A

Ja

45
Q

Welk type cellen maakt surfactant?

A

Type II alveolaire cellen

46
Q

Wat doen type I alveolaire cellen?

A

Vormen Epitheel als epitheelcellen

47
Q

Wat is het defect bij astma?

A

Een chronische ontsteking van de luchtwegen

48
Q

Wat is hyperresponsief bij astma?

A

De gladde spiercellen in de luchtwegen

49
Q

Wat is het defect bij COPD? (3)

A

Emfyseem, chronische bronchitis of een combi van de twee

50
Q

Wat is de oorzaak van obstructie bij emfyseem?

A

Collaps van de lagere luchtwegen

51
Q

Wat is de oorzaak van obstructie bij chronische bronchitis? (2)

A

Accumulatie van mucus in de luchtwegen en het verdikken van de ontsteken luchtwegen

52
Q

Wat is de respiratoire quotiënt?

A

De ratio van hoeveel CO2 er geproduceerd wordt per O2 verbruikt

53
Q

Wat is Dalton’s law? Wat is het gevolg hiervan op de totale druk?

A

In een mix van gassen is de druk van elk gas onafhankelijk van de druk van de andere gassen. Hierdoor is de totale druk van gassen in een mix de som van de druk van alle gassen.

54
Q

Bij anemie is er een significante afname van (zuurstof/hemoglobine) in het bloed.

A

hemoglobine.