HS 4 woordenschat Flashcards

1
Q

passen

A

de juiste maat hebben; proberen of een kledingstuk de juiste maat heeft; precies het juiste bedrag betalen; op de juiste wijze aanbrengen of invoegen; niet spelen; geschikt zijn voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zijn verslingerd aan

A

houden heel veel van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

expositie

A

tentoonstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

alledaagse

A

gewone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

populaire

A

geliefde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

oorsprong

A

begin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

afkomst

A

afstamming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zeker

A

ten minste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

spectaculair

A

baanbrekend, nieuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

nonchalante

A

ongedwongen, losjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

facetten

A

kanten van een zaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

belicht worden

A

worden laten zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

conservator

A

beheerder van een museum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

revolutionair

A

groots opgezet, sensationeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vestigen

A

richten op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pioniers

A

mensen die als eerste iets moeilijks/gevaarlijks doen

17
Q

patent

A

officiële erkenning dat je als enige het recht hebt om iets dat je bedacht of gemaakt hebt te verkopen.

18
Q

aanvankelijk

A

bij aanvang

19
Q

omarmen

A

graag aanvaarden

20
Q

couturehuizen

A

speciale winkels van kledingontwerpers

21
Q

je beste beentje voorzetten

A

goed je best doen

22
Q

iets het hoofd bieden

A

zich tegen iets verzetten

23
Q

op je teentjes getrapt zijn

A

beledigd zijn

24
Q

op je achterhoofd gevallen zijn

A

niet goed snik zijn

25
Q

het achter je ellebogen hebben

A

stiekem zijn