HS 2 energie voor fysieke activiteit Flashcards
waaruit wordt energie gehaald voor biologische processen
koolhydraten, vetten en eiwitten
Wat is 1 calorie
hoeveelheid energie nodig om 1g water op te warmen met 1 graad c (14.5 tot 15.5)
1kcal
1000 cal=4.2kj=1/860kWh
Hoeveel kcal 1g koolhydraat
4 kcal
1g eiwitten
4 kcal
1g vet
9 kcal
1g alcohol
7 kcal
Welke energievormen zijn er?
- chemische energie
- mechanische energie
- warmte
- licht
- elektriciteit
- nucleaire energie
in een gesloten systeem is de energie constant
het verlies van ergie in de ene vorm zal gepaard gaan met een toename van de energie in een andere vorm
voorbeelden energieomzetting
- fotosynthese
- respiratie
Hoe kan de energie die vrijkomt tijdens de celademhaling gebruikt worden.
- mechanische arbeid: chemische e wordt bij het ineenschuiven van de actine-myosinefilamenten omgezet in mechanische e
- chemische arbeid: Wordt geleverd door alle cellen bij de groei en het onderhoud van de cel.
- transportarbeid: genereren van een actiepotentiaal adhv natrium kaliumpomp.
Wat is ATP?
- energie(over)drager
- adenosinetrifosfaat bestaat uit een adenosinegroep met daaraan 3 fosfaatgroepen
- verbindingeng tussen de fosfaatgroepen is zeer energierijk –> breken ervan levert energie op
Wat is CP
- zorgt voor heraanmaak van ATP
- cp concentratie in cel is 3 maal groter
energiewinst uit koolhydraten
Anaërobe glycolyse: aanmaak vanmelkzuur, minder energie
Aërobe glycolyse: levert 36 atp moleculen op van 1 molecule glucose
energiewinst uit vetten
- bijna onbeperkte energiereserve
- een 18-c vetzuurmolecule zorgt voor de omzetting van 147 ADP tot ATP