Horen Flashcards

1
Q

geluiden met een sinusvormige golflengte

A

pure tonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het principe dat geluiden die dicht bij elkaar liggen qua frequentie, in het brein verwerkt worden door neuronen die dicht bij elkaar liggen.

A

Tonotopische organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het interne model van de manier waarop geluiden verstoord worden door de unieke vorm van het eigen hoofd en oren.

A

Hoofdgerelateerde transferfunctie (HRTF)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de scheiding van een complex auditief signaal in verschillende bronnen of auditieve objecten.

A

Auditieve stroomsegregatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het produceren van een foneem beïnvloed wordt door de eraan voorafgaande en de erop volgende fonemen.

A

Co-articulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een apparaat die weergave van de frequentie van geluid plot over tijd. De intensiteit van de kleur [>het geluid] wordt weergegeven door de kleur (hoe donkerder, des te intenser).

A

Spectogram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een fMRI-methode waarbij het scannen kort wordt onderbroken om geluidstimuli aan te kunnen bieden.

A

Sparse scanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het deel van de auditieve cortex dat auditieve informatie integreert met niet-auditieve informatie.

A

Planum temporale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verschillende gesproken/akoestische varianten van hetzelfde foneem.

A

Allofonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de horizontale strepen op een spectogram die ontstaan door relatief vrije bewegingen van de lucht (bijvoorbeeld bij een klinker).

A

Formanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de vibratie van de stembanden bij de productie van sommige medeklinkers.

A

Voicing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de bundel van zenuwbanen (witte stof) die het temporopariëtale gebied in de hersenen verbindt met de frontale lobben.

A

Acruate Fasciculus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

onderdeel van het opslagsysteem van het kortetermijngeheugen voor verbale informatie. De phonologische ‘memory store’ kan spraak/acoustische informatie 2 sec opslaan.

A

Articulaire loop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat wordt bedoeld wordt met de hiërarchische verwerking van auditieve informatie

A

het betekent dat vroege corticale gebieden minder complexe kenmerken verwerken dan latere corticale gebieden. Een voorbeeld is de respons op specifiek gedefinieerde frequenties in de primaire cortex tot een range van frequenties in het secundaire belt-gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leg uit wat de Mismatch Negativity (MMN) is en hoe deze in verband staat met het auditieve geheugen.

A

De MMN is een zogenaamde ERP-component die is af te leiden uit het EEG en die aantoont dat we beschikken over een auditief geheugen. De component treedt namelijk op wanneer we een auditieve stimulus horen die verschilt van een sequentie auditieve stimuli die eraan vooraf ging. De MMN treedt al vroeg op, 100-200 ms na de start van de afwijkende auditieve stimulus. Het wordt beschouwd als een ‘low level’-fenomeen omdat de component optreedt ook zonder dat er sprake is van aandacht, bijvoorbeeld in comapatiënten. In deze groep patiënten is de component een indicatie dat iemand ‘wakker wordt’ uit het coma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom is temporal organization van belang?

A

Temporal organization is van belang voor zowel de verwerking van muziek als taal, pitch organization is specifiek voor de verwerking van muziek.

17
Q

exogene oriëntatie

A

de aandacht wordt extern gedreven door de stimulus)

18
Q

endogene oriëntatie

A

Endogene oriëntatie komt daarentegen voor wanneer oriëntatie/aandacht wordt gestuurd door de persoon zelf (bijvoorbeeld bij een zoekplaatje).

19
Q

Peripersoonlijke ruimte

A

vergeet één zijde van zijn/haar gezicht te verzorgen bij bijvoorbeeld haren kammen of scheren; vergeet voedsel aan één zijde van het bord te eten.

20
Q

Extrapersoonlijke ruimte

A

botst tegen mensen, deurposten of meubels die zich aan één zijde van de ruimte bevinden; heeft moeite om persoonlijke bezittingen in de kamer of badkamer te vinden, als deze zich aan één zijde bevinden.