Hoorcolleges week 5: Circulatie, gevolgen van atherosclerose II Flashcards

1
Q

Waarvoor zorgt een stenose in het vat m.b.t. de druk en welke formules gelden hierbij?

A

> 75% opp. vernauwing lumen vat = stenose zorgt voor drukverval –> druk voor stenose (Pa) > druk na stenose (Pa’) –> verhoging flow zorgt voor groter drukverval, vaatweerstand verlagen om drukverval te compenseren en flow gelijk te houden
85% opp. vernauwing lumen vat = flow achter stenose kan niet meer constant worden gehouden door drukverlaging –> flow neemt lineair af

Geldende formules (zie afbeelding voor context):
- F = (Pa - Pv) / (R_stenose - R_arteriolen)
- F = (Pa’ - Pa) / R_arteriolen
- F = (Pa - Pa’) / R_stenose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe bereken je het antwoord op de volgende vraag:
Patiëntinfo: Man, 2 stenoses in abdominale aorta en linker a. iliaca (ernst = drukverval over vernauwing), in rust bloedstroom door autoregulatie gelijk
Test: op ligfiets fietsen
- bloedstroom rechterbeen –> 3,5 L/min
- linkerbeen –> 1,5 L/min
- gemiddelde bloeddruk aorta –> 110 mmHg

Bereken de drukken Pa’ (na eerste stenose) en Pa’’ (na tweede stenose) bij inspanning in a. iliaca communis sinistra ?

A

Q in rust = 1 L/min en bij inspanning = 5 L/min (x5)
In rust: Pa - Pa’ = 100 - 94 = 6 mmHg
In inspanning: 6 x 5 = 30 mmHg
Dus geldt: Pa - Pa’ = 30 dus Pa’ = 110 - 30 = 80 mmHg
Ql in rust = 0,5 L/min en bij inspanning = 1,5 L/min (x3)
In rust: Pa’ - Pa’’ = 94 - 84 = 10 mmHg
In inspanning: 3 x 10 = 30 mmHg
Dus geldt: Pa’ - Pa’’ = 30 dus Pa’’ = 80 - 30 = 50 mmHg
Dus Pa’ = 80 mmHg en Pa’’ = 50 mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn determinanten van celschade (wat bepaald de ernst ervan)?

A

Duur van het zuurstoftekort (hoe korter hoe meer kans op overleving)
Gevoeligheid voor O2-tekort door het type weefsel en de temperatuur (kouder is bijv. meer kans op overleving)
Alternatieve bloedtoevoer (collateraal flow) (als deze er veel zijn meer kans op overleving)
Volledige vs. partiële vaatobstructie (bij een partiële kan er nog bloed langs dus meer kans op overleving)
Acute vs. geleidelijke obstructie door ischemische preconditionering (geleidelijk zorgt voor een minder erg infarct en meer kans op overleving)
Acute vs. geleidelijke reperfusie (bij geleidelijke reperfusie minder schade en meer kans op overleving)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe worden de hersenen beschermd tegen ischemie?

A

Door de cirkel van Willis
Als in 1 bloedvat een volledige obstructie komt zijn er andere bloedvaten waarlangs het bloed alsnog de juiste plek kan bereiken
–> volledige obstructie zelfs beter dan partiële want die geeft bloedpropjes af, die in kleinere vaten in de hersenen weer voor problemen kunnen zorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is ischemische preconditionering?

A

Het hart vaker gedurende korte periodes zonder zuurstof zetten waardoor het uiteindelijke infarct veel kleiner is
–> geleidelijk groeiende afsluiting/verminderde afsluiting voorafgaand zorgen beide voor bescherming tegen een groot infarct bij volledige afsluiting
–> In een ander gebied van het lichaam ischemie? Hart wordt beschermt omdat het in een soort staat van alertheid verkeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn risicofactoren van atherosclerose en tot wat kan atherosclerose leiden?

A

Risicofactoren in de afbeelding

Kan leiden tot: atherotrombotische aandoeningen zoals; TIA, CVA, actuut coronair syndroom, myocardinfarct, perifeer arterieel lijden (i.c.m. claudicatio intermittens, rustpijn en/of necrose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar hebben mensen met perifeer arterieel vaatlijden (PAV) een hoger risico op?

A

7x hoger op coronairlijden
3x hoger op CVA
6x hogere cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit
3x hogere overall mortaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de overall prognose van mensen met clauditio intermittens (etalagebenen) en mensen met kritieke ischemie in het been?

A

Clauditio intermittens: 5jaars-mortaliteit is 20% waarvan 75% overlijdt aan CV (andere 25% aan bijv. kanker), veel mensen kunnen met een stabiele vorm ervan leven, klacht in de kuiten

Kritieke ischemie: 5jaars-mortaliteit is 50%, tabel laat prognose na 1 jaar zien, veel slechtere prognose dan claudicatio intermittens, klacht in rust en in tenen en voeten (niet in de kuit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wie lopen meer risico op perifeer arterieel vaatlijden?

A

<50 jaar: mensen met een genetische afwijking of bijv. diabeten, bekend met hart- en vaatziekten (kan ook in de familie) of medicatiegebruik
50-70 jaar: rokers of diabeten
>70 jaar: sowieso een verhoogd risico hierop

Daarnaast hebben mensen met eerder atherosclerotisch lijden een flink verhoogde kans (zij hebben al ergens anders atherosclerose, goede kans dat het ook in het been gebeurt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn typische klachten bij perifeer arterieel vaatlijden?

A

Beenklachten bij inspanning of ischemische rustpijn
Afwijkende perifere pulsaties bij lichamelijk onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn typische klachten bij een etalagebeen (claudicatio intermittens)?

A

Pijn in spieren (bil, dijbeen, kuit), vooral tijdens het lopen
Pijn gaat weg als patiënt stil gaat staan
–> Dit omdat de kuiten ver van het hart zitten (zuurstofrijkbloed komt langzaam) en er snel een zuurstoftekort is bij lopen –> verzuring ontstaat en er treedt pijn op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk lichamelijk onderzoek kun je doen bij verdenking op een etalagebeen (claudicatio intermittens)?

A

Kleur huid (roze goed –> blauw, rood, wit of zwart slecht)
Zoeken naar pulsaties
Luisteren naar souffles (ruisen bloed door wervelingen)
Depending rubor (volledige capillaire dilatatie –> benen omlaag zorgt voor rode kleur en bleke kleur (blanching) bij omhoog houden)
Necrose/niet genezende wonden
Temperatuur benen vergelijken
Afwezigheid van haar/atrofie huid (belangrijk kenmerk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar kun je de pulsaties van de volgende vaten voelen
- a. femoralis communis
- a. poplitea
- a. tibialis posterior
- a. dorsalis pedis ?

A

Onder lig. inguinale (tussen pubis en spinalis anterior superior –> daaronder mediaal voelen)
In de knieholte (patiënt ontspannen laten liggen en met 2 handen onder de knieholte voelen)
Mediale zijde van de enkel
Bovenop de voet (komt uit a. tibialis anterior)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen de volgende ziektebeelden als je kijkt naar karakter, lokalisatie, relatie met bewegen en verbetering van klachten
- Perifeer arterieel lijden
- Spinale kanaal stenose
- Arthritis of artrose
- Veneuze stuwing
- Chronisch compartiment syndroom ?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Op welke manieren kun je perifeer arterieel vaatlijden diagnostiseren?

A

Doppler (meten of er bloed doorloopt)
Enkel-arm-index = EAI (index berekenen)
Looptest (EAI voor en na lopen bepalen)
Echo-duplex (bloedstroming meten en kijken naar vernauwingen/occlusies (combinatie echo en kleurendoppler))
CT (bloedvaten afbeelden)
MRI
Angiografie (contrastvloeistof inspuiten –> invasief onderzoek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe bepaal je de enkel-arm-index en wat betekenen bepaalde uitslagen?

A

BD_enkel - BD_arm (Bloeddruk enkel / Bloeddruk arm)
–> band om de onderbeen opblazen tot het bloed stopt met stromen om de druk te bepalen
- index <0,9 of afname >0,15 bij inspanning –> er is iets mis
- uitslag >1,3 –> foutief hoge uitslag door hoge leeftijd, diabetes of nierfalen (verkalkte ader is namelijk niet meer dicht te drukken –> dan teen-arm-index meten
- Hoe lager de uitslag, hoe meer kans op perifeer arterieel vaatlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is de fontaine classificatie?

A

Maat voor ernst van klachten in de benen:
1. Geen klachten
2. Claudicatio intermittens
a. Optreden pijn na > 200m lopen (niet invaliderend)
b. Optreden pijn na < 200m lopen (wel invaliderend)
3. Rust-/nachtpijn
4. Gangreen (necrose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de voor- en nadelen van de volgende beeldvormingstechnieken
- Duplex
- CT
- MRI
- Angio ?

A
19
Q

Wat zijn de risico’s van hypertensie op korte termijn?

A
20
Q

Wat zijn de risico’s van diabetes mellitus op korte termijn?

A
21
Q

Wat zijn de risico’s van hypertensie op lange termijn?

A
22
Q

Wat zijn de risico’s van diabetes mellitus op lange termijn?

A
23
Q

wat is hypertensie?

A
24
Q

hoe veroorzaakt hypertensie nefropathie?

A
25
Q

Hoe bereken je het populatierisico?

A
26
Q

Waar zorgt overgewicht/obesitas voor?

A
27
Q

hoe lijden diabetes en hypertensie tot atherosclerose?

A
28
Q

Wat zie je bijna altijd aan het begin van de ziektes diabetes of hypertensie?

A
29
Q

Wat kun je doen aan diabetes of hypertensie?

A
30
Q

Wat valt er allemaal onder de diagnose ‘diabetische voet’?

A
31
Q

Wat zijn de 3 verschillende ontstaanswijzen van de diabetische voet?

A
32
Q

Wat zijn mogelijke symptomen van motorische neuropathie?

A
33
Q

Drukplekken door motorische neuropathie worden huidafwijkingen die tot ulcera (chronische wond) kunnen leiden, wat zijn kenmerken hiervan?

A
34
Q

Wat zijn algemenere problemen/oorzaken die ook kunnen leiden tot een (ernstigere) diabetische voet?

A
35
Q

Hoe is de diabetische voet preventief te behandelen (primair, secundair en tertiair)?

A
36
Q

Wat zijn risicofactoren van een diabetische voet?

A
37
Q

Wat zijn manieren waarop een diabetische voet behandeld kan worden?

A
38
Q

Door wie moet een diabetische voet gecontroleerd worden?

A
39
Q

Wat is primaire en secundaire preventie voor atherosclerotisch lijden?

A
40
Q

Wat is de CVRM (cardio vasculair risico management)?

A
41
Q

Wat zijn kenmerken van familiare hypercholesterolemie?

A
42
Q

Wat zijn verlagers van cholesterol?

A
43
Q

Wat zegt apolipoproteïne B?

A