Hoorcolleges Flashcards

1
Q

Vierdeling DSM5

A
  • Cognitieve en anderstoornissen met lichamelijke oorzaak
  • Psychotische stoornissen
  • Stemmingsstoornissen
  • Persoonlijkheidsstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer ontstaan meeste psychiatrische ziekte + percentage?

A

Meeste ziektebeelden voor 25e levensjaar (75%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geslachtsverschillen in ontwikkeling psychopathologie

A
  • Ontwikkelingsstoornissen: jongens > meisjes (3:1)
  • Stoornissen in adolescentie: meisjes > jongens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Driehoek van diagnostiek KJPP

A

psychopathologie - ontwikkeling - omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Determinanten ontstaan psychiatrische ziekte

A

kwetsbaarheid + omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ACE model

A
  • Fenotype = A + C + E
    • additieve genetische effecten
    • gedeelde omeving
    • unieke omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Neurobiologische mechanismen ADHD?

A

Dorsolateraal prefronterale cortex (-) => verminderde concentratie

Orbitofrontale cortex (+) => impulsiviteit

Premotor cortex (+) => hyperactiviteit

Anterior cingulate cortex (-) => selectie aandacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Antipsychotica DOEL

A

behandelen overprikkelbaarheid en aggressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Typen antipyschotica (3)

A

Atypische AP: Risperidone, Olanzapine, Quetiapine, Clozapine
Conventionele AP: Haloperidol
Partiele agonist: Ariprazole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bijwerkingen conventionele AP?

A

Groter risico op extrapyridimale symptomen (EPS) bij conventionele AP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

FXS co-morbiditeit?
- zowel in pre- als volledige mutatie?

A

Premutatie => Fragiele X-associated tremor ataxia syndroom (FXTAS)
* klinische ataxia symptomen + neurodegeneratie

Frafile X associated primary ovarian insufficiency (FXPOI)
* irregulaire of absente menstruatie voor 40-jarige leeftijd; vaak infertiliteit

  • Occulte POI: normale menstruatie, vermindere fertiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Heritabiliteit ASS?

A

56-95%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Samenhangende syndromen ASS?

A

Tubereuze sclerose complex (TSC)

Fragiele X syndroom (FXS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Neurologische mechanismen ASS?

A
  • FFA = fusiform face arae (in hersenen, temporaal) wordt NIET gebruikt
  • hersenvolume gemiddeld 5-10% groter
  • Korte subcorticale banen goed ontwikkeld; langeafstandsbanen verminderd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Neuropathologie ASS?

A

problemen in synapsvorming, synapsplasticiteit en connectiviteit in hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke drie theorie over ASS?

A

Mindblindness: niet goed in staat zich te verplaatsen in de denkwereld van anderen; alleen vanuit eigen perspectief de wereld bekijken => verminderde flexibiliteit

Theory of Mind: minder goed in aanleren/imiteren van gedrag anderen. moeite met interpreteren anderen

Zwakke centrale coherentie: verminderde samenhang, erg op detail gericht

Executieve disfunctie

17
Q

Actieve doodswens

A

concrete stappen gezet of concrete plannen hebben en/of in de afgelopen 12 maanden serieus overwogen om uit leven te beeindigen

18
Q

Passieve doodswens

A

verlangen naar de dood zonder zelf plannen te hebben

19
Q

Grootste risicogroepen suicide

A
  • Mannen 40-70 jaar
  • Mensen die een eerdere poging hebben gedaan
20
Q

Risicogroepen (3) suicide

A

(1) Risicogroep: mannen 40-70 jaar oud
* Zonder partner (3x), weduwnaren (4x)
* Arbeidsongeschikt (1 op 4) of ontvingen uitkering (2 op 5)

(2) Risicogroep: LHBTIQ+ personen
* Suicidale gedachten (5x), pogingen (4x), LHBTIQ+ meisjes > jongens (1 : 1.5)
* Religieuze achtergrond
* negatieve reacties, geweld, pesten, kwetsbaarder psychische problemen

(3) Risicogroep: agrariers
* Hoge werkdruk, geldzorgen, negatief imago, sociale isolatie
* Vaker depressieve symptomen en PTSS

21
Q

DE ZES ESSENTIËLE ELEMENTEN VAN GOEDE HULPVERLENING

A
  1. Maak en onderhoud contact
  2. Betrek naasten bij de diagnostiek én behandeling; bij jongeren ouders/gezin
  3. Onderzoek de suicidaliteit systematisch
  4. Hanteer de suicidaliteit als behandelfocus
    1. Beschrijving suïcidale proces, bijdragende factoren, concrete aanknopingspunten
    2. Focus op piekmoment
  5. Creëer veiligheid en bied continuïteit
    1. opstellen veiligheidsplan
  6. Behandel de depressie en hopeloosheid (onderliggende problematiek)
22
Q

Stress- en kwetsbaarheidsfactoren suicide

A

Persoon: oudere leeftijd, mannelijk geslacht, seksuele orientatie (LHBTIQ+)

Psychiatrisch: sprake van een stoornis of in omgeving

Psychologisch: angst, impulsiviteit, wanhoop. dwang, gebrekkige coping

Gebeurtenissen: verlies personen, geweld, pesten, echtscheiding, lichamelijke pijn…

Sociaal: geldzorgen, arbeidsongeschikt, lage opleiding, lage SES…

23
Q

Doelgroep sociale psychiatrie

A
  • Chronisch psychiatrische patienten
  • Acute ernstige psychopathologie
  • Multiple criple: psychiatrie, verslaving, persoonlijkheidsstoornis, verstandelijke handicap, somatische problemen
24
Q

Welke thema’s spelen in sociale psychiatrie?

A

Empowerment, patientenrechten, discriminatie en stigmatisatie

25
Q

Welke behandelingen in sociale psychiatrie?

A
  • Intramurale zorg
  • Outreachende zorg
  • Acute zorg
  • Gedwongen zorg
  • Bemoeizorg
  • Intensieve thuiszorg
  • Rehabilitatietrajecten
26
Q

Bemoeizorg - drang - dwang verschil

A

keuzevrijheid toenemend ingeperkt

  • Bemoeizorg: vooral motiveren en verleiden
  • Drang: keuzevrijheid belemmerd
  • Dwang: geen alternatieven meer
27
Q

FACT

A

integrale bemoeizorg => psychiatrie, verslaving en somatiek

  • Regelt samen met de daartoe bevoegde instanties de huisvesting, het geld en dagbesteding
  • Outreachend, kleinschalig, flexibel, langdurig
  • Voorkomt uitval van patiënten
28
Q

Wanneer dwang?

A

Bij dwang wettelijke criteria toepasbaar:
* Acuut gevaar of ernstig nadeel
* Gevaar voor zichzelf, maatschappelijke teloorgang en/of verwaarlozing
* Oorzaak is psychiatrisch
* Geen alternatief; patient niet bereid mee te werken
* Vanaf 12 jaar

29
Q

Waarom toename van dwang?

A

Patient:
* Meer vergrijzing, meer migranten en vluchtelingen

Zorg:
* Meer verwarde personen door bezuinigingen
* Meer bemoeizorg; we zitten er bovenop

Visie/sociaal
* toenemende maatschappelijke druk psychiaters; meer aandacht voor overlast en veiligheid
* Veranderende opvatting onder psychiaters; meer parens patriae ipv autonomie patient; Verandering in toepassing gevaarscriteria; Meer registratie

30
Q

Waarom iPCS-derived neurons onderzoeken?

A

Synaps Connectiviteit onderzoeken + myelinasatie

31
Q

Hoe ontstaan in mensenbrein gyri en Sulci?

A

Aanwezigheid van OSVZ en IVZS ipv allen VZS
=> twee lagen van progenitor cellen
=> meer aanwezigheid van basale radial glia (verantwoordelijk aanmaak neuronen cerebrale cortex => meer aanwezigheid is meer aanmaak is ontstaan gyrus (= heuvel))