Hoorcollege 5,6,7 Flashcards
Pre-conventioneel niveau van moraliteit
- Gericht op externe autoriteit
- Hanteren van het weegschaalmodel
Conventioneel niveau van moraliteit
- Goed is wat anderen goed vinden
- Goed is wat eigen groep normaal vindt.
Post-conventioneel niveau van moraliteit
- Goed is wat in overleg is overeengekomen.
- Goed is dat wat niet tegen eigen principes ingaat. Eigen morele raamwerk domineert
Moral disengagement
Het slechte of foute gedrag zodanig goed praten dat je je niet meer schuldig of beschaamd voelt en gewoon verder kunt met je leven.
Morele rechtvaardiging
persoonlijk en sociaal acceptabel maken van jouw immoreel gedrag door het te verbinden aan sociale of morele doelen
Eufemistisch labelen
iets minder erg laten lijken, je gaat een activiteit op een andere manier benoemen.
Positieve vergelijking
erger scenario schetsen dan wat jij hebt gedaan
Verleggen van verantwoordelijkheid
Je verlegt je verantwoordelijkheid dus naar een ander/ de maatschappij.
Diffusie van verantwoordelijkheid
Je verdeelt de verantwoordelijkheid; het is niet alleen jouw fout
Verstoren van consequenties
De nadelige gevolgen op een andere manier voorstellen; je gaat het leed dat je anderen aandoet minimaliseren/bagatelliseren.
Ontmenselijking
menselijke attributen wegnemen, de persoon als een dier aanschouwen. Op deze manier zijn mensen geen mensen meer maar juist dingen of dieren.
Attributie van schuld
Schuld afschuiven op het slachtoffer
Ruminatie
Steeds herkauwen van bepaalde ideeën
Irascibility
Opvliegendheid
Sociale selectie
Morele ontkoppeling van jezelf gaat later invloed hebben op wie je kiest als vriend. Je gaat vanuit eigen morele ontkoppeling andere vriendschappen kiezen.
Sociale beïnvloeding
Morele ontkoppeling van vrienden hebben ook effect op eigen morele ontkoppeling.
–> Enkel deze is effectief aanwezig, maar er is een leeftijdseffect: vooral aanwezig in de vroege adolescentie.
Cognitive neoassociation theory
Negatieve situaties zorgen voor negatief affect. Dit zorgt voor angst en woede en leidt tot agressie. Cues van vervelende gebeurtenis wordt geassocieerd waardoor agressie wordt uitgelokt.
reactieve agressie
Sociale leertheorie
Agressie is aangeleerd. Ervaring opgedaan of bij een ander geobserveerd dat iemand beloning krijgt. Hierdoor ga je het gedrag nog meer vertonen. Er is sprake van modelling.
Instrumentele agressie
Script theorie
Kinderen leren agressieve script door het observeren van agressie in de massamedia. Scripts zijn geassocieerde concepten in het geheugen met links, doelen en actieplannen. Bij oefening worden deze steeds sneller geactiveerd.
Instrumentele agressie
Excitation transfer theory
Gebaseerd op cognitive neoassociation theory. Stelt dat wanneer twee arousende gebeurtenissen vlak na elkaar volgen, de arousal zal worden toegeschreven aan dezelfde gebeurtenis. Hierdoor wordt arousal opgebouwd. Komt voor bij partnergeweld, maar ook bij intermittent explosive disorder.
Reactieve agressie
Sociale interactietheorie
Agressief gedrag gebruiken om de sociale omgeving te beïnvloeden. Vaak komt dit voort uit bedreiging van het ego (vaak bij mensen met narcisme).
Instrumentele agressie
Algemene agressiemodel
Focus op persoonlijkheidseigenschappen, geslacht, overtuigingen, attitudes, lange termijn doelen en scripts
Culture of violence
gewelddadige cultuur waar je in opgroeit. Je maakt geweld in het eigen gezin mee en zet dit later ook zelf door.
Common couple violence
geweld is iets wat af en toe gebeurd. Dit komt overeen met wederzijdse agressie.