Hoorcollege 1,2,3,4 Flashcards
Onder curatele van familie
Familie verantwoordelijk voor daden van persoon. Moet ook boete betalen of kreeg een straf als persoon zich misdroeg
Machtiging voor opsluiting
Familie had bevoegdheid om person op te sluiten om zichzelf/anderen geen kwaad te doen
Dolhuizen
Instelling voor mensen die waren doorgedraaid, zij werden verzorgd.
Heksenvervolging
Men dacht dat mensen bezeten waren door de duivel
Code pénal
Wetboek waarin straffen voor alle leeftijden gelijk waren
Manie sans délire
Een delict plegen doordat er sprake is van een stoornis, zonder dat er sprake is van aantasting van het verstand.
4 verklaringen voor psychische stoornissen
Erfelijkheid, Degeneratie, Evolutie, neurologische verklaringen
Wat zei Cesare Lombroso over erfelijkheid met betrekking tot psychische stoornissen?
Volgens hem was immoreel gedrag af te leiden uit uiterlijke kenmerken zoals een hoog voorhoofd, diepe ogen en een doorlopende wenkbrauw
Psychopatenwetten
Werd opgenomen in het stafrecht omstreeks 1928; start van TBR en verpleging
Wat was het doel van de stopwet?
Er waren te veel TBR’ers. Hier moest iets aan gedaan worden door criteria aan te scherpen
Criteria TBS: Proportionaliteit
Ingreep/maatregel moet in verhouding zijn met het te voorkomen gevaar
Criteria TBS: Subsidiariteit
Ingrijpende maatregel alleen uitvoeren als een lichtere vorm écht niet kan
Criteria TBS: Doelmatigheid
Maatregel/behandeling moet effectief zijn in afwenden van gevaar
Soorten verlof
Begeleid, onbegeleid, transmuraal, proefverlof
Collocatie
Wanneer je opgesloten zit zonder dat je een strafbaar feit hebt gepleegd, maar je wel een gevaar kan zijn voor jezelf.
RNR: Risico principe
Interventie niveau afstemmen op risico van recidive
RNR: Behoefte principe
Beoordelen van criminogene behoeften en hierop focussen tijdens behandeling
RNR: Responsiviteitsprincipe
Afstemmen op leerstijl, motivatie, vaardigheden. Onderscheid tussen algemene en specifieke responsiviteit
General Personality and Cognitive Social Learning (GPSCL)
Focust zich op predisposities en leren van crimineel gedrag door verwachtingen van individu in combi met consequenties van gedrag.
De drie aspecten van GPSCL
Algemene persoonlijkheid, cognitief en sociaal leren
Behoefteprincipe: 8 centrale risicofactoren van het RNR model
- Antisociale persoonlijkheidspatroon
- pro-criminele houdingen
- sociale ondersteuning
- middelenmisbruik
- Familie- en huwelijk relaties
- school/werk
- pro-sociale vrijetijdsbesteding
- Criminele/delict geschiedenis
Responsiviteitsprincipe: algemeen
Focust zich op het verbeteren van de risicofactoren. Je het algemene responstiviteit: Cognitieve sociale leerinterventies en kosten baten analyse
Ook is er de specifieke responstiviteit; hier wordt rekening gehouden met indiviudele behoeftes
de 4 belangrijkste uitgangspunten van het GLM
- Positieve benadering
- dynamische factoren
- treatment readiness
- focus op relatie tussen cliënt en therapeut
De 9 primaire goederen
Het zijn acties, staten van zijn, eigenschappen en ervaringen die intrinsiek belonend zijn.
1. Leven
2. Kennis
3. Excellentie in spel en werk
4. Excellentie in keuzevrijheid
5. Innerlijke vrede
6. Verbondenheid
7. Spiritualiteit
8. Geluk
9. Creativiteit
Secundaire goederen
Verwijzen naar individuele manieren om deze primaire goederen te verkrijgen. Als primaire goederen niet bereikt kunnen worden ligt dit meestal aan probleem in type gebruikte secundaire goederen.
Social push
Wanneer er een gebrek is aan sociale factoren die pushen richting antisociaal gedrag, dan zijn er biologische factoren die dit kunnen verklaren. Dit geldt ook andersom.
Hostile attribution bias
Sneller situaties negatief interpreteren en denken dat de omgeving vijandig is
stimulatie zoekende theorie
Door lage niveau’s van cortisol en tekort aan angstgevoelens op zoek naar stimulatie.
Kandidaat gen
onderzoekers hebben al bepaald gen in gedachten waarbij ze denken dat er link is met bepaalde persoonlijkheidstrek of een ziekte.
GxG interacties
Gedrag en persoonlijkheid bepaald door interacties tussen genen. Er is samenwerking en dit verklaart bepaalde zaken.
(Gx) GxE interacties
expressie is afhankelijk van de omgeving
Genome-wide association studies
Overeenkomstige genetisch varianten gerelateerd aan karaktertrek of gedrag. Hierbij wordt gekeken naar het gehele genoom
5 Verklaringen fysiologische reacties en antisociaal gedrag
- Fearlessness
- Stimulatie zoeken
- Prefrontale stoornissen
- Diathese stress model
- Biologische gevoeligheid voor context; paardenbloemen en orchideeën
Overte agressie
Duidelijk uitwendig zichtbare agressie
Coverte agressie
Toegedekte vorm van agrsesie, niet direct zichtbaar
Directe agressie
Slaan, schoppen etc. Vooral gebruikt door jongens
Indirecte agressie
Roddelen, manipuleren. Vooral gebruikt door meisjes
Instrumentele/pro-actieve agressie
Agressie gebruiken om bepaald doel te bereiken
Reactieve agressie
Emotie uiten als doel
Heterotypische continuïteit
Het antisociale gedrag heeft oorsprong in de jonge jeugd. Er lijkt een onderliggende predispositie te zijn die voor het antisociale gedrag zorgt.
Evocatieve transactie
het antisociale gedrag van het kind loopt een slechte opvoeding uit. Dit kan er op zijn beurt weer voor zorgen dat het antisociale gedrag nog verder toeneemt.
Reactieve transactie
Anders ervaren of interpreteren van de omgeving op manier die overeenkomt met de eigenschappen van het individu.
Proactieve transactie
Eigen omgeving selecteren en creëren zodat deze bij het individu past.
Cumulatieve consequentie
Opeenstapeling van risicofactoren zorgt ervoor dat de persoon in een vicieuze cirkel terechtkomt
Contemporary consequentie
Blijvende onderliggende risicofactoren zorgen ervoor dat het gedrag blijft bestaan.
Cognitieve sociale leerinterventies
Nieuw gedrag aanleren. Werkt volgens de 2 principes relatie en structurering
Kosten baten analyse
Delict plegen kan iets opleveren/belonend werken. Dit kan door omgeving, jezelf en het gedrag (kick krijgen)
Dual taxonomy model
Life course persistent - adolescence limited
Undercontrollers
Meer impulsief en vertonen meer antisociaal gedrag
Overcontrollers
Controlerend en meer angstig. Dit kan een beschermende factor zijn voor antisociaal gedrag
Resilients
Zitten tussen undercontrollers en overcontrollers in