Hoorcollege 2 Flashcards

1
Q

Roken: algemeen plus drie punten

A

Roken: leidende oorzaak vroegtijdige dood  6 miljoen mensen wereldwijd (80% in lage- en midden inkomen
landen)  verschilt steeds meer in landen  2030: 8 miljoen mensen per jaar dood door roken.
 Ziektes als gevolg van roken hebben grotere gevolgen dan andere gezondheidsgedragingen.
 Ontwikkelde landen: hoe hoger opgeleid, hoe minder roken  hoe lager SES, hoe meer roken.
Ontwikkelingslanden: hoger SES, meer roken  Tabakindustrie richt zich op laag-ontwikkelde landen.
o Wanneer er een strengere tabakscontrole / beleid is en duidelijk is wat de negatieve
consequenties zijn, zorgt een hogere SES voor minder roken (= bewustzijn).
o In landen met weinig controle/beleid roken mensen meer bij hogere SES (afh. Inkomen) 
roken is in onderontwikkelde landen een statussymbool.
 Roken is afgenomen de laatste 50 jaar, toen was het normaal en minder bekend dat het zo schadelijk
is. In de jaren 40-50 ook advertenties met vrouwen die roken en promoten filtersigaretten (zou
minder schadelijk zijn)  In ontwikkelde landen roken toegenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Prevalentie roken: vijf punten

A

Prevalentie roken:
 Heeft een bell-shaped form: piek rond de leeftijd 40-50 jaar.
 Mensen beginnen vaak voor 18e  beginnen met roken onder druk van medescholieren.
 Minder zwaar verslaafden stoppen als ze ouder worden. Verslaafden gaan door en die sterven jonger.
 Meer mannen roken (4 uit 5), in ontwikkelde landen minder verschil.
 Mensen met psychische stoornis roken meer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom roken mensen? 4 modellen

A

Waarom roken mensen?
 Rationale keuze theorie: voordelen van roken (kosten-baten analyse)  rationeel afweging maken
van het voordeel van roken en wat de nadelen zijn van niet-roken  theory of rational addiction.
 Irrationele keuze (geleid door emoties): kosten en baten maar niet rationeel. Juist emotioneel
gestuurd (bias)  affect heuristic theory. Wanneer ze gestresst, boos of verdrietig zijn gaan ze bijv.
roken omdat hen dit het gevoel geeft dat ze beter met de emoties om kunnen gaan.
 Ziekte model van verslaving (biologisch model): verslavingsprobleem, heeft te maken met
kwetsbaarheid (genetisch), ziekte. Predispositie, weinig zelfvertrouwen.
 Tri-dimensionaal persoonlijkheidstheorie: Roken is afhankelijk van persoonlijkheid van iemand 
mensen hebben persoonlijkheidspatronen in zich en de een is impulsief en nieuwsgierig en wil roken
uitproberen en de ander houdt zich meer op de achtergrond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Alle theorieën kunnen worden verdeeld over:

A

Alle theorieën kunnen worden verdeeld over:
 Cognitieve: controle van de gebruiker.
 Niet-cognitieve theorieën: buiten de controle van de gebruiker.
Theorieën vaak beperkt, niet alles kan worden meegenomen. Alle theorieën bevatten kern van waarheid, maar
het is beter om naar de theorieën samen te kijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Meest geaccepteerde theorie: Social learning perspectieve .

A

Meest geaccepteerde theorie: Social learning perspective - acquired habit (aangeleerde gewoonte)  je leert
het door het te zien bij anderen:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

drie punten weer hieronder

A

Meest geaccepteerde theorie: Social learning perspective - acquired habit (aangeleerde gewoonte)  je leert
het door het te zien bij anderen:
 Observational learning (parents, friends)
 Ontwikkeling afhankelijkheid nicotine: sommigen na 1 al verslaving, en anderen pas na meer
 Mechanisme nicotine afhankelijk (interactie psychosociaal)  roken is snel en makkelijk en eenmaal
verslaafd is het moeilijk om te stoppen:
o Klassiek, operationeel conditioneren.
o Positieve bekrachtiging: vrijlaten dopamine geassocieerd met bekrachtiging.
o Negatieve bekrachtiging: bij niet meer roken slechte concentratie, geïrriteerd, depressie.
o Er worden meerdere receptoren aangemaakt, die allemaal nicotine nodig hebben = chronisch
tolerantie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Effects of smoking (!): 8 punten is een onderzoek

A

Effects of smoking (!):
 1947 sloegen overheidsstatistici in UK alarm
 Vervijftienvoudiging sterfte longkanker in laatste 20 jaar!
 1948, Hill&Doll deden case-control studie met een enorm uitgebreide vragenlijst en terloops vraagje
over roken (onderzoekers hadden zelf niet de hypothese dat het door roken kwam)
 Er waren 156 enquêtes binnen: één ijzersterke en onomstotelijke relatie met longkanker: roken
 Halverwege onderzoek stopte Doll met roken
 Probleem : case control studie  startpunt studie is de ziekte. Maar probleem: mensen die ziek zijn,
zijn al enorm gebiased. Mensen gaan bewuster opschrijven wat ze wel/niet hebben gedaan wat risico
kan zijn en anderen misschien wat lakser invullen. Bias zal wel meevallen i.p.v. toen nog niet bekend
schadelijkheid.
 Beter is experiment, maar niet ethisch  dan wel cohort volgen.
 Cohort studie: startpunt studie is de blootstelling (bijv. wel of niet roken).
 British Doctors study: enquête verstuurd naar artsen  bij elk sterftegeval werd sterfte aan
longkanker bijgeschreven aan rokers of niet-rokers  na 29 maanden follow-up: 789 sterfgevallen,
waarvan 36 met longkanker in de groep die allemaal rokers waren.
Survival of the fittest!! 10 jaar overlevingswinst door te stoppen met roken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Effecten van roken: 4 punten

A

Effecten van roken:
 Roken gerelateerd aan ziekten:
o Kanker: 20%-40% van alle sterfgevallen is gerelateerd aan roken.
o Longaandoeningen: COPD (70% veroorzaakt door roken)
o Hartaandoeningen (20% veroorzaakt door roken)
 Impact mentale gezondheid: kwetsbaarder  dan ga je eerder roken.
 Smoking  mental illness: beide kanten op beïnvloeden ze elkaar  angst en depressie verhogen
kans op roken of stoornis.
 Eerder dood maar ook eerder veroudering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Passief roken: 5 punten

A

Passief roken:
 15% kans op gerelateerde ziektes.
 Minder geaccepteerd om te roken waar kinderen bij zijn.
 Smoking during pregnancy, baby: wiegendood, laag gewicht, cognitieve impairment, ADD.
 Zeker positief om te stoppen met roken: als je in pubertijd rookte en erna stopt, herstelt bijna volledig.
 Stoppen met roken altijd positief. Je wint altijd jaren zelfs als je 55+ bent. Hoe vroeger je stopt hoe
meer voordeel (<35 jaar).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Positieve effecten van stoppen met roken: vier punten

A

Positieve effecten van stoppen met roken:
 Longfunctie herstelt weer conform leeftijd.
 Minder kans op hartziekten.
 Minder kans op kanker.
 Financieel beter.
Fagerstrom Test of Nicotine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Fagerstrom Test of Nicotine Dependence FTND

A

Fagerstrom Test of Nicotine Dependence FTND (betrouwbaar en valide, meet correlatie biochemische
afhankelijkheid) voorspelt rokers mogelijkheid om te stoppen  Hoeveel sigaretten rook je per dag? Hoelang
duurt het als je op staat en de eerste sigaret rookt? Belangrijk motiveren niet te roken wanneer het wel kan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Afhankelijkheid is complex en is afhankelijk van interne en externe omgeving:

A

Afhankelijkheid is complex en is afhankelijk van interne en externe omgeving:
 Externe omgeving: belasting, bewustzijn, druk van buiten.
 Interne omgeving: behandeling, ondersteuning, fysieke verslaving.
Behandelingen moeten zich zowel op de interne als externe factoren richten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Biomarkers meten je afhankelijkheid en blootstelling.

A

Biomarkers meten je afhankelijkheid en blootstelling.
Vieze plaatjes op de pakjes sigaretten blijkt niet te helpen bij stoppen met roken.
Andere maatregel in NL: prijs pakje sigaretten vet omhoog en rookverbod cafés, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

elektronische sigaret 2 punten

A

Elektronische sigaret:
• 38% van de Europeanen hebben geen idee of een e-cigarette schadelijk is. 35% denkt dat het niet
schadelijk is en 27% denkt dat het wel schadelijk is.
• E-cigarettes worden aan hele jonge mensen verkocht (zelfs al op de basisschool!).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Massa campagne:

A

Massa campagne: breed bereik maar minder effectief  vooral bewustzijn creëren (maar dat verandert nog
geen gedrag). Persoonlijk niveau is effectiever, maar het beste is om individueel en massa te combineren).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Individuele behandeling: drie punten 3/4 2/3

A

Individuele behandeling:
 Pharmacotherapy: in combinatie met psychologische interventies is dit relatief effectief.
 Nu veel online interventies  op maat maken en heel erg beschikbaar.
 Vervangende middelen.
 Antidepressiva
 Nicotine vaccine
 Psychologische interventies:
 Weinig kennis over wat de interventie effectief maakt
 Interactief online ondersteuning om te stoppen met roken
 Schadebeperking is nuttig.
 Combinatie (medicijnen én gedrag): blijkt het meest effectief te zijn.

17
Q

Gezondheidspsychologen hebben een belangrijke rol bij het stoppen met roken:

A

Gezondheidspsychologen hebben een belangrijke rol bij het stoppen met roken:
 Mensen overhalen: contactmomenten motiveren door gezondheid te benadrukken
 Mensen helpen stoppen intensieve begeleiding (praktisch, emotioneel, motiveren)
 Medicatie helpt eerste dagen vooral  wel belangrijk hoe te gebruiken
Stoppen met roken apps luizen je erin  lijkt erop dat ze zijn ontworpen door de tabaksindustrie en dat ze dus
juist averechts werken (apps zijn gratis en ze nemen geen maatregelen ook al worden hun merken genoemd).

18
Q

Hoofdstuk 6: alcohol- en drugsgebruik

A

Hoofdstuk 6: alcohol- en drugsgebruik
 15-29 jaar.
 1/10 vrouwen dood door alcohol.

19
Q

Gevolgen alcohol: 3 punten

A

Gevolgen alcohol:
 Hart- en vaatziekten, kanker, lever, overgewicht, verkeersongelukken, geweld, mentale problemen.
 1-2 glazen heeft juist gezondheidsvoordelen, maar men drinkt vaak meer.
 Onderzoek effect alcohol: alles is gecorreleerd  het is dus niet zo dat een bepaald gedrag wordt
veroorzaakt door een van deze risicogedragingen, maar er is een overlap.

20
Q

Opioïden: leeftijd en twee punten

A

Opioïden: 3.5% tussen 15 en 39 jaar dood.
 Met name cannabis veel gebruikt.
 Moeilijk onderzoek naar prevalentie, frequentie en hoeveelheid i.v.m. illegaal en misinterpretatie en
minder reported.

21
Q

bloedziektes en verbale geheugen problemen

A

Bloedziektes door verkeerd gebruik  bijv. door XTC: oververhit, plotselinge dood, tijdelijke depressie en
verbale geheugen problemen  Hard drugs kun je vaker gebruiken zonder meteen verslaafd te zijn, maar het is
niet ongevaarlijk.

22
Q

drugs of choice

A

Drugs of choice: wanneer men alcohol en cannabis worden gebruikt, is de overstap naar heroïne en cocaïne
niet meer groot.

23
Q

cannabis 4 punten

A

Cannabis:
 Veel gebruikt onder jeugd
 Geassocieerd met verhoogd risico op schizofrenie (bij zwaar gebruik)
 Study by Meier and Moffitt (Volkskrant): cohort studie
o Cannabis use was ascertained in interviews at ages 18, 21, 26, 32, and 38 y.
o Neuropsychological testing at age 13y, before initiation of cannabis use, and again at age 38 y
o Veelvuldig gebruik geassocieerd met neurologische achteruitgang, zelf gecontroleerd voor
opleiding.
o Neuropsychologische problemen en lager IQ  stoppen blijkt niet geheel herstellend.
 Cannabis erger effect dan altijd gedacht.

24
Q

verslaving drie punten

A

Verslaving?
 Conceptualiseren van alcohol en drugs problemen als verslaving wordt steeds meer bekritiseerd.
 Verslaving is een soort psychiatrisch probleem:
o Veroorzaakt door psychologische, sociale, genetische abnormaliteiten.
o Extreemst:: geconceptualiseerd als aandoening of biologisch onderliggende aandoening.
o De term verslaving doet dus geen recht aan factoren die betrokken zijn bij ‘probleem gebruik’
 Interventie  psychologisch en cognitieve gedragstherapie, motivationele of systeem therapie:
o Minder andere problemen?  makkelijker om te stoppen
o Niet altijd verslaafd na gebruik en hoeveelheid
o 1 op de 10 is wel afhankelijk, maar niet immuun voor sociale problemen bij afhankelijkheid 
meeste mensen zijn gebruikers i.p.v. verslaafden.

25
Q

midddelengebruik met 8 punten

A

Middelengebruik: gezondheidsgedrag (niet alleen afhankelijkheid als gevolg, maar bijv. wel verhoogde kans op
leverproblemen als gevolg van drinken:
 Middelengebruik is problematisch, maar hoeft geen misbruik of afhankelijkheid te zijn:
o Binge drinking (in NL vooral veel ‘zuipketen’)
o Cannabis gebruik: zorgt niet per se voor afhankelijkheid of ongevaarlijkheid.
o XTC
o Ketamine, gevaarlijk maar niet verslavend
 Stereotypes (drugsgebruik vs. ‘geaccepteerd’ alcohol gebruik).
 Alcohol, cannabis en drugs hebben negatieve effecten op de hersenen.
 Beter zorgen dat ze minder gaan gebruiken i.p.v. verbieden.
 Onderzoek beter inzicht d.m.v. zelfrapportage (dagboeken).
 Korsakof, dementie, zelfmoord.
 Problemen van verslaving: armoede, slechte gewoontes, persoonlijke problemen.
 Onbekend hoe sociale norm kan veranderen zodat men gezonder wil leven.

26
Q

Binge Drinking: vier punten en link met drie punten zie plaatje sv

A

Binge Drinking:
 Vrouwen: 4 drankjes in 2 uur en bij mannen 5 drankjes in twee uur.
 Hangt samen met stress, verslaving en mentale problemen.
 Mogelijke links tussen adolescent binge alcohol drinking en
negatieve mentale gezondheid:
1. Binge Drinking is een vroegtijdig signaal van kwetsbaarheid.
2. Binge Drinking resulteert in alcohol blootstelling wat op lange
termijn verandering in de hersenen veroorzaakt en de kans op
verslaving vergroot.
3. Blootstelling en predispositie werken samen bij aan toename
van risicoverslaving.

27
Q

Gezondheidstheorieën en middelengebruik: er zijn héél veel verschillende theorieën over verslaving, bijv.: drie punten

A

Gezondheidstheorieën en middelengebruik: er zijn héél veel verschillende theorieën over verslaving, bijv.:
 Motivation problem  theory of planned behavior
 Social cognitive model (perceived norm of use)  omringt door gebruikers dus ‘normaal’ om die
hoeveelheid te gebruiken  denken dat het normaal is en proberen eigen gedrag goed te praten.
 Outcome expectations (wat zal er gebeuren als….)
Gebruikers opiaten minder afhankelijk dan gedacht, als omstandigheden veranderen kunnen ze stoppen.
(morfine in ziekenhuis, erna niet nodig). dus dan minder psychologisch verslaafd dan gedacht.

28
Q

Gezondheidspsychologie bijdrage: 6 punten

A

Gezondheidspsychologie bijdrage:
 Begrijpen en verklaren van gebruik  interventies
 Klinisch meer onderzoek nodig om ze te kunnen helpen
 Empathie en begrip tonen i.p.v. in hokje stoppen
 Comorbiditeit depressie, ongelukken, etc.
 Oorzaak gebruik achterhalen, persoonlijke keuze
 Richten op gehele gezondheid verbeteren i.p.v. alleen (alcohol) gebruik