Hoorcollege 2 Flashcards
Somatisatie stoornis
Moeite met het reguleren van emoties en het ervaren van pijn wat niet verklaard kan worden door medische problemen.
Dysthymie
Langdurige milde depressie
Kwetsbaarheidmodel
Persoonlijkheidsstoornis zorgt voor kwetsbaarheid voor de ontwikkeling van syndroomstoornissen (vaakst gebruikt als verklaring).
Continuïteitmodel
persoonlijkheidsstoornissen worden gezien als subklinische manifestaties van een zich langzaam ontwikkelende syndroomstoornis
Complicatiemodel
Persoonlijkheidsstoornissen ontwikkelen zich als gevolg van een blijvende syndroomstoornis.
Co-effect/ gedeeld risico model
persoonlijkheidsstoornissen en klinische stoornissen zijn twee afzonderlijke structuren, maar komen samen voor als gevolg van een derde gemeenschappelijke factor of oorzakelijk proces.
Verzwakkingsmodel/
attenuatiemodel
beide stoornissen hebben dezelfde genetische kwetsbaarheid.
Cloninger’s Biosociale theorie
Wilt een verklaring geven voor de ontwikkeling van persoonlijkheidsproblematiek door middel van aangeboren temperament factoren en karakteristieken.
Genetische temperament factoren
individuele verschillen in gedragsmatige leermechanismen. Dit ter verklaring van reacties op nieuwigheid, gevaar of straf en signalen voor beloning, het vermijden van aversieve stimuli, en reacties op beloningen.
Wat zijn de 4 temperament factoren van Cloningers biosociale theorie?
Schadevermijding, op zoek naar nieuwigheden, beloningsafhankelijkheid en persistentie
Schadevermijding
neiging tot gedragsremming van reacties op aversieve stimuli. Dit is gerelateerd aan serotonerge systeem.
Dit niveau is hoog bij cluster C.
Zoeken naar nieuwigheid
Gedragsactivatie op nieuwe stimuli die leiden tot het nastreven van beloning en het ontsnappen aan straf. Dit is gerelateerd aan dopaminerge activiteit. het niveau hiervan is hoog bij cluster B.
Beloningsafhankelijkheid
positieve respons op geconditioneerde signalen van beloning die het gedrag in stand houdt; gevoelig zijn voor positieve bekrachtiging. Dit is gemedieerd door noradrenerge activiteit.
Dit niveau is laag bij cluster A
Persisentie (volgens Cloninger Biosociale theorie)
Volharding, ondanks frustratie en moeheid
Wat zijn de 3 karakter eigenschappen volgens Cloningers biosociale theorie?
Zelfregie, coöperativiteit en zelftranscedentie
Zelfregie
zelfacceptatie, zelfbepaling en controle van adaptief gedrag aan situaties.
Coöperativiteit
acceptatie van anderen
Zelftranscendentie
Mate waarin iemand zich deel voelt uitmaken van de natuur, het universum in het algemeen, geassocieerd met spiritualiteit. Onderdeel zijn van het grotere gedeelte van de wereld.
Veilige hechting
Consistent ontvangen van zorg, vertrouwen richting anderen.
Vermijdende hechting; inhoud en relatie met PS
Onderdrukken eigen gevoelens. Meer crimineel en antisociaal gedrag
- asps
- narcisme
- middelenmisbruik
Angstig-gepreoccupeerde hechting; inhoud en relatie met PS
Inconsistentie van zorg; gevoeligheid voor angst, woede en behoefte om zo verbonden te blijven.
- Borderline PS (50-88%)
- Obsessief-compulsieve PS
- Histrionische PS
- Schizotypische PS
Onopgeloste hechting:
Dreiging om in steek gelaten te worden, kwetsen of genegeerd te worden
Endofenotypen
Een erfelijke marker die zich tussen de genen en de klinische symptomen van een persoonlijkheidsstoornis bevindt en ze aan elkaar linkt.