Hoofstuk 19B Flashcards
0
Q
Mulier, eres
A
Vrouw
1
Q
Ferre
A
- Brengen, dragen
2. Verdragen
2
Q
Eo
A
Daar(heen)
3
Q
Ingens, ntes
A
Heel groot, geweldig
4
Q
Agmen, mina
A
Stoet
5
Q
Recusare
A
Weigeren
6
Q
Tremere
A
Trillen
7
Q
Priusquam
A
Voordat
8
Q
Utrum…an
A
Of… of
9
Q
Vastare
A
Verwoesten
10
Q
Genui
A
Pf van gignere = baren, voortbrengen
11
Q
Gignere
A
Baren, voortbrengen
12
Q
Alui
A
Pf van alere = voeden
13
Q
Intra
A
Binnen
14
Q
Dimisi
A
Pf van dimittere = weg laten gaan