Hoofdstuk 20B Flashcards
0
Q
Insignis
A
Opvallend
1
Q
Circa
A
Rond(om)
2
Q
Eques, ites
A
Ruiter
3
Q
Cecedi
A
Pf caedere: neerslaan, in de pan hakken
4
Q
Caedere
A
Neerslaan, in de pan hakken
5
Q
Hasta
A
Lans
6
Q
Transfixi
A
Pf transfigere: doorboren
7
Q
Transfigere
A
Doorboren
8
Q
Lacus
A
(Een) meer
9
Q
Pavor, ores
A
(Doods)angst
10
Q
Angustus
A
Nauw
11
Q
Arduus
A
Steil
12
Q
Evadere
A
Ontsnappen
13
Q
Deesse
A
Ontbreken (aan)
14
Q
Palus, udes
A
Moeras