Hoofdstuk 7 Flashcards

1
Q

Wat is een attitude?

A

Een evaluatie van een attitude object, zoals mensen, voorwerpen en ideeen.

Onze mening over iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar bestaat die evaluatie uit? (3 dingen)

A
  1. Affectief component
  2. Cognitief component
  3. Gedragsmatig component.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de Affectief component?

A

Onze gevoelsmatige reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de Cognitief component

A

Onze gedachten en opvattingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de Gedragsmatig component?

A

Onze neiging to handelen ten opzichte van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt deze benadering met componenten genoemd?

A

De tripartitemodel van attitudes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het tripartitemodel van attitudes?

A

Attitudes omschreven als samengesteld uit 3 componenten; een affectieve component, een cognitieve component en een gedragsmatige component

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe ontstaan attitudes?

A

Grotendeels uit onze genen. Functie van onze genetische opmaak, zijn verbonden met temperament en een persoonlijkheid van hun ouders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 3 verschillende attitudes zijn er?

A
  1. Cognitie gebaseerde attitude
  2. Affect gebaseerde attitude
  3. Gedrag gebaseerde attitude
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een Cognitie gebaseerde attitude?

A

Die voornamelijk gebaseerd zijn op iemands opvattingen over de eigenschappen van een attitudeobject (feiten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een Affect gebaseerde attitude?

A

Die gebaseerd zijn op iemands gevoelens en waarden ten opzichte van een attitudeobject (gevoel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar kunnen Affect gebaseerde attitude een gevolg van zijn?

A

Klassieke conditionering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een Gedrag gebaseerde attitude?

A

Die is gebaseerd op iemands observatie van hoe hij zich gedraagt tegenover een attitudeobject.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een expliciete attitude?

A

Die we bewust onderschrijven en gemakkelijk kunnen reproduceren; het zijn onze evaluaties wanneer iemand ons een vraag stelt als: ‘Wat vind jij van positieve discriminatie?

In onze recente ervaring geworteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een impliciete attitude?

A

Onwillekeurige, onbeheersbare en bij tijden onbewust

Meer in onze jeugervaringen geworteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de attitudetoegankelijkheid?

A

De sterkte van de associatie tussen een object en de evaluatie van dat object, die meestal wordt uitgedrukt in de snelheid waarmee mensen kunnen zeggen wat ze van een kwestie of onderwerp vinden.

Hoelang kunnen ze er over nadenken. Hoe snel kun je het voor de geest halen

17
Q

Attitudes gelinkt aan gedrag is vaak?

A

spontaan

18
Q

Wat betekend een hoge attitudetoegankelijkheid?

A

Dan kun je het snel voor de geest halen. Hoe lang moet je erover nadenken

19
Q

Wat is de theorie over gepland gedrag?

A

Idee dat de beste voorspellers van ons geplande, weloverwogen gedrag bestaat uit onze attitudes over dat specifieke gedrag, de subjectieve normen en onze inschatting van de mate van controle.

20
Q

Wat zijn de attitudes over specifiek gedrag van ‘theorie over gepland gedrag’?

A

Hoe specifiek is het gedrag. Welke vragen worden er gesteld.

21
Q

Wat zijn de attitudes over de subjectieve normen van ‘theorie over gepland gedrag’?

A

Welke dingen spelen er nog meer mee?

22
Q

Wat zijn de attitudes over de ingeschatte controle van ‘theorie over gepland gedrag’?

A

Kan je het gedrag in kwestie vertonen?

23
Q

Waardoor veranderen attitudes voornamelijk?

A

Sociale invloed

24
Q

Wat is de persuasieve communicatie?

A

Een overtuigend bedoelde boodschap

25
Q

Wat is de Yale Attitude Change Approach?

A

Onderzoek naar de omstandigheden waaronder mensen het meest geneigd zijn om hun attitudes te veranderen als reactie op persuasieve communicatie. Richt zich op ‘wie zie wat tegen wie’ de bron van de boodschap, de aard van de boodschap en de aard van het publiek

26
Q

Wat is de elaboration likelihood-model?

A

Theorie over 2 routes van informatieverwerking die tot attitudeverandering kunnen leiden, de centrale route en de perifere route, en de gevolgen van de genomen route.

27
Q

Wat is de centrale route naar overtuiging?

A

De informatieverwerkingsroute die gevolgd kan worden als mensen gemotiveerd zijn en de mogelijkheid hebben om grondig aandacht te besteden aan de argumenten in de boodschap

Aandacht aan besteed. Dingen onderzocht.

28
Q

Wat is de perifere route naar overtuiging?

A

De informatieverwerkingsroute die gevolgd wordt als mensen geen aandacht kunnen of willen besteden aan de argumenten en de reactie op de boodschap wordt bepaald door de oppervlakkige verwerping van perifere cues in de boodschap zoals de aantrekkelijkheid van de bron en de vormgeving.

Geen aandacht aan besteed.

29
Q

Side note: hoe groter de persoonlijke relevantie van de kwestie voor iemand is, hoe meer diegene bereid is om aandacht te besteden en daardoor hoe groter de kans dat diegene de centrale route neemt.

En zijn duurzamer

A
30
Q

Wat zijn angstopwekkende communicatie?

A

De attitudes van mensen veranderen door angst op te roepen

31
Q

Wanneer werken angstopwekkende boodschappen? (2 dingen)

A
  1. Wanneer het specieke instructies over hoe ze die angst kunnen reduceren
  2. Als mensen zich bedreigt voelen
32
Q

Wat is heuristische systematisch model van overtuiging?

A

Theorie over de twee manier waarop persuasieve communicatie tot attitudeverandering kan leiden: door de argumenten systematisch te verwerken door gebruik te maken van heuristieken

33
Q

Wat zijn heuristieken?

A

vuistregels, snelle aannames van mensen om te oordelen.

34
Q

Wat is het kameleoneffect?

A

mensen nemen vaak onbewust de houding en het gedrag over van degenen tegenover hen.

35
Q

Wat zijn subliminale boodschappen?

A

Woorden of beelden die niet bewust, maar wel subliminaal worden waargenomen, maar die wellicht toch invloed hebben op onze oordelen, onze attitudes en ons gedrag.