Hoofdstuk 5 Voc. F.2 Flashcards
1
Q
Attaquer
A
Aanvallen
2
Q
L’ennemi
A
De vijand
3
Q
La victoire
A
De overwinning
4
Q
Le drapeau
A
De vlag
5
Q
Par conséquent
A
Ten gevolge daarvan
6
Q
Plutôt
A
Eerder, nogal
7
Q
Être capable de
A
In staat zijn te
8
Q
Ressembler à
A
Lijken op