Hoofdstuk 5 Voc. A Flashcards
1
Q
commander
A
bestellen
2
Q
échanger
A
omwisselen, ruilen
3
Q
choisir
A
kiezen
4
Q
boire
A
drinken
5
Q
prendre
A
nemen
6
Q
j’aimerais
A
ik zou graag willen
7
Q
je voudrais
A
ik zou graag willen
8
Q
le repas
A
de maaltijd
9
Q
l’entrée
A
het voorgerecht
10
Q
le plat (principal)
A
het (hoofd)gerecht
11
Q
le dessert
A
het toetje
12
Q
la boisson
A
het drankje
13
Q
la nourriture
A
het eten
14
Q
la table
A
de tafel
15
Q
midi
A
12 uur ‘s middags