Hoofdstuk 5: Verslaving Flashcards

1
Q

Drugs

A

Middelen anders dan voedingsproducten, die (psycho)fysiologische effecten hebben bij inname of contact.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stimulantia

A

Verhogen de activiteit van het centraal zenuwstelsel, de bloeddruk of de hartslag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sedativa

A

Verlagen de activiteit van het centraal zenuwstelsel en de reactiviteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hallucinogenen

A

Beïnvloeden de perceptie van de gebruiker, doordat ze sensorische ervaringen versterken of sensorische illusies/hallucinaties veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Amfetamines

A

Synthetische drugs die gebruikt worden wegens medische redenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cocaïne

A

Zorgt voor een gevoel van euforie, maar is redelijk beperkt/kort van duur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Alcohol

A

Zorgt voor een relaxerend of dishinhiberend effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Baribaturen

A

Slaap- en kalmeringsmiddelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ecstasy

A

Zorgt voor gewijzigde sensaties, gevoelens van euforie en grootheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Psychologische afhankelijkheid

A

Het sterke verlangen naar een psychoactieve stof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Lichamelijke afhankelijkheid

A

Een vorm van afhankelijkheid van psychoactieve stoffen, waarbij tolerantie en onthoudingsverschijnselen kunnen optreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Craving

A

Onweerstaanbare verlangen naar verslavende middelen dat de verslaafde motiveert om deze middelen te blijven gebruiken, ook al weet hij dat het slecht is en hij eigenlijk niet meer wil gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Attention blink task

A

Het onvermogen om relevante/saillante informatie te herkennen als deze kort volgt op andere relevante/saillante informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly