Hoofdstuk 4: Schizofrenie en psychosespectrumstoornissen Flashcards

1
Q

Wanen

A

Een overtuiging over de interpretatie van een situatie, die niet overeenkomt met een algemeen geaccepteerde opvatting en waaraan wordt vastgehouden zonder voldoende grond, ondanks bewijzen van de onjuistheid ervan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Betrekkingswaan

A

Prikkels interpreteren alsof ze betrekking hebben tot de persoon zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Paranoïde waan

A

Overtuigingen gebaseerd op achterdocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beïnvloedingswaan

A

Overtuiging dat bepaalde gedachten, gevoelens of handelingen bestuurd worden door krachten van buitenaf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Grootheidswaan

A

Overtuiging dat de persoon over buitengewone mogelijkheden, intelligentie en vaardigheden beschikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bizarre wanen

A

Zijn onmogelijk waar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Niet-bizarre wanen

A

Kan waar zijn, ook al zijn deze heel onwaarschijnlijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waanachtige opvatting

A

Waan waarbij enige twijfel mogelijk is. De persoon zelf is minder overtuigd van zijn waan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Primaire waan

A

Plotseling ontstaan van een waan met een allesoverheersende overtuigingskracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Secundaire waan

A

Ontstaat om de onwaarschijnlijke ervaring te verklaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waansysteem

A

Een complex van samenhangende wanen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hallucinaties

A

Zintuigelijke ervaringen die als werkelijkheid wordt ervaren, maar die niet overeenkomt met wat er in de realiteit gebeurt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kortdurende psychotische stoornis

A

Plots voorkomen van wanen, hallucinaties of gedesorganiseerd denken/gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Schizofreniforme stoornis

A

Zelfde symptomen van schizofrenie, maar duurt minder dan 6 maand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Schizoaffectieve stoornis

A

Minstens 2 zelfde symptomen van schizofrenie, met de aanwezigheid van een depressieve of manische episode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Jumping to conclusions

A

De neiging om in onzekere situaties met verschillende mogelijke verklaringen op grond van weinig informatie te komen tot een conclusie.

17
Q

Aandachtsbias

A

Proces waarbij stimuli uit de omgeving geselecteerd worden voor verdere verwerking.

18
Q

Interpretatiebias

A

We gaan een verklaring zoeken voor hetgeen we waarnemen.

19
Q

Theory of mind

A

Mogelijkheid om opvattingen, attitudes, emoties en intenties van anderen af te leiden.