Hoofdstuk 5 Flashcards
Hasta mañana
Tot morgen
Cuál es tu fecha de nacimiento?
Wat is je geboortedatum?
Cuántos años tienes?
Hoe oud ben je?
En que planta está el coche?
Op welke verdieping staat de auto?
Qué tipo de cocho quiere?
Wat voor type auto wilt u?
Quieres un helado?
Wil je een ijsje?
Tienes hambre?
Heb je honger?
Estamos muy cansados
We zijn heel moe
Estoy un poco perdido
Ik ben een beetje in de war
Lo siento
Het spijt me
No pasa nada
Het maakt niet uit/Het geeft niet
Soy holandés/holandesa
Ik ben Nederlander/Nederlandse
Tengo 30 años
Ik ben 30 jaar
Tengo que preparar la clase
Ik moet de les voorbereiden
Voy a visitar a mi abuela
Ik ga mijn oma opzoeken
a mano derecha
aan de rechterkant
a mano izquierda
aan de linkerkant
a veces
soms
aire acondicionado, el
de airco
alquilar
huren
alquiler, el
de huur
antes del viaje
voorafgaand aan de reis
aparcamiento, el
de parkeerplaats
chiringuito, el
het strandtentje
clínica privada, una
een privékliniek
creer
geloven
DNI, el (Documento Nacional de Identidad)
de identiteitskaart (ID)