Hoofdstuk 5 Flashcards
Celadaptatie =
Wanneer cellen zich kunnen aanpassen aan persisterende oorzaken van schade. reversiebel.
Atrofie =
Oorzaken:
Afname in volume van een cel of weefselcomponent. Leidt meestal tot vermindering in volume van geheel orgaan. Ook afname van een aantal cellen mogelijk.
Door het wegvallen van voedende stimuli zoals neuromusculaire of hormonale stimulatie of door inactiviteit.
Hypertrofie =
Toename van het celvolume als gevolg van een verhoogde functionele activiteit.
Hyperplasie =
oorzaken:
Toename van het aantal cellen in een weefsel als gevolg van een toegenomen mitose.
Door toegenomen hormonale stimulatie, toegenomen functionele activiteit of belasting van een orgaan
Door een pathologische trofische stimuli
Door persisterende celschade
Metaplasie =
Oorzaak:
Het voorkomen van andere gedifferentieerde celtypes dan de gebruikelijke in een bepaald weefsel of orgaan.
Door reprogramering van de aanwezige stamcellen in het weefsel.
Dysplasie =
De cellen verliezen hun typische regelmaat in vorm en groote of hun gelaagde opbouw en regelmatige uitrijping.
Hydropische celdegeneratie =
Het cytoplasma zwelt op met water en wordt lichter van kleur + vertoont vacuolisatie. De mitochondriën zijn vergroot en de energievoorziening valt uit.
Steatose =
Ophoping van vettenin levercellen of in cellen waarin vet normaal niet accumuleer.
ATP-depletie =
3 gevolgen:
Door gebrek aan zuurstof (hypoxie) neemt de mitochondriale fosforylering af en geraakt de ATP uitgeput.
Na+/K+ pomp staakt waardoor water gemakkelijk naar binnen kan komen en de cel opzwelt met dilatatie van de ER en vacuolisatie van de mitochondriën als gevolg.
De anaerobe glycolyse wordt geactiveerd, maar valt snel uit door uitputting glycogeen reserve wat acidose in de cel induceert.
Vemrinderde eiwitsynthese met verlies van essentiële enzymactiviteiten.
Oxidatieve stress =
3 gevolgen:
3 oplossingen:
Vrije radicalen (moleculen met 1 ongepaard elektron) worden gevormd en kunnen zich aan talrijke cellulaire componenten binden en daarmee normale biologische processen verstoren.
Peroxidering van membraanlipiden wat leidt tot membraanschade
Oxidering van eiwitten wat leidt tot denaturatie
DNA-beschadiging leidend tot DNA-strengbreuken.
Cellulaire antioxidantia
Binding van metaalionen aan transporteiwitten
Enzymen die radicalen neutraliseren
Verstoorde Ca2+ homeostase =
3 gevolgen:
Ca2+ wordt vrijgezet uit de beschadigde mitochondriën door zwelling van het ER.
Leidt tot activatie va, fosfolipasen en proteasen die de celmembraan en het cytoskelet beschadigen
Leidt tot activatie van endonuclease die DNA en chromatine doen fragmentiseren
Leidt tot activatie van ATPase wat ATP-depletie in de hand werkt.
Beschadiging/disjunctie mitochondriën =
induceert de vrijzetting van cytochroom C en de vorming van een kanaal in de mitochondriale membraan wat de beschadiging irreversibel maakt.
apoptose =
Energievereisend proces waarbij individuele cellen ten gronde gaan. Vorm van geprogrameerde celdood.
Autofagie =
Geprogrammeerde celdood waarbij celonderdelen in autofagosomen worden geïsoleerd die versmelten met lysosomen en verteert worden.
Necrose =
Grote groepen cellen sterven als gevolg van cellysis (een gevolg van de inwerking van lytische enzymen op de cel).
Rubor =
Oorzaak:
Roodheid.
Het gevolg van de vasodilatatie of bloedvaatverwijding.
Calor =
Oorzaak:
Warmte
door vasodilatatie en verhoogde lokale metabolische activiteit
Dolor =
Oorzaak:
pijn
door mechanische en chemische prikkelingen van sensorische zenuwuiteindes
Tumor =
Oorzaak:
Zwelling
door vasodilatatie en het oedeem of uittreden van vocht