Hoofdstuk 3 Flashcards
Ovocyten =
Cellen die bezig zijn aan de meiose in de ovogenese
Ovulatie =
Wanneer een hoge concentratie aan LH (doordat oestrogeen hypofyse stimuleert tot afgifte van LH) aanwezig is in het bloed gaat het zorgen dat de rijpe follikel vocht kan opnemen. Deze gaat uiteindelijk openbarsten tijdens een tweede meiotische celdeling en een rijpe eicel vormen. De restanten van het follikel worden omgezet door LH in het geel lichaam.
FSH =
functie:
Folikkelstimulerend hormoon, wordt geproduceert door de adenohypofyse
Stimuleert de rijping van de folllikels in de eierstokken voor de eerste meiotische deling tijdens de ovogenese
LH =
Functie:
Lutheïniserend hormoon, wordt geproduceert door de adenohypofyse
stimuleren de productie van oestrogeen door cellen uit de wand van de rijpende follikel
Oestrogeen (functie):
Wordt gestimuleert door LH
Gaat de baarmoederslijmvlies dikker maken (opdat een bevruchte eicel zich later kan innestelen) + gaat hypofyse stimuleren tot afgifte van LH voor ovulatie
Geel lichaam =
Functie:
Restant van follikel na ovulatie (=> na openbarsten van de rijpe folikel)
Zorgt voor de afgifte van oestrogeen en progesteron
Progesteron (functie):
Maakt baarmoederslijmvlies nog dikker zodat klieren in het slijmvlies stoffen gaan afscheiden die dienen als voedsel voor de embryo
remt afgifte FSH en LH af zodat er geen nieuwe eicel kan rijpen.
Menstruatie =
Wanneer de eicel niet wordt bevrucht gaat het geel lichaam afsterven waardoor er geen progesteron meer wordt geproduceerd. Er is onvoldoende progesteron meer om de baarmoederslijmvlies in stand te houden => Wordt gedeeltelijk afgestoten waarbij de bovenste laag via de vagina wordt verwijderd.
Sperma-ascentie =
De te afleggen weg naar de ampula in de eileider door de spermatozoa
Zonarecatie =
Het binnendringen (na bevruchtiging) van meer spermatozoa wordt door snelle proteolytische veranderingen in de receptoren van de eicel verhinderd.
Insiminatie =
Inbrengen van de sperma in de vrouwelijke geslachtsorganen.
Lichamelijke ontwikkeling:
Differentiatie =
Specialisatie =
Integratie =
Rijping =
Verschillende cellen ontstaan doordat andere genen binnen hetzelfde DNA actief zijn, waardoor er een verschil in bouw ontstaat.
Een verschil in functie
Tijdens de ontwikkeling ontstaat samenspel tussen verschillende functies
Het individu past zich aan aan het ontwikkelingsstadium waarin het zich bevindt.
TORCH =
Toxoplasmose Other: HIV, HEPB Rubella Cythomegalovirus Herpesvirus
Vroege abortus =
Late abortus =
Levensvatbaar =
Partus preterm
Partus à term
Partus postterm
< 10 weken
11-16 weken
Rond 24 weken, +500gr
17-36 weken
38-42 weken
> 42 weken -> placentafunctie neemt af => gevaarlijk
Ectopische zwangerschap =
Buitenbaarmoederlijke zwangerschap -> moederkoek scheurt -> levensbedreigende bloeding voor de moeder
Geproportioneerde reuzengroei =
Overproductie van groeihormonen
achondroplasie / dwerggroei =
eErfelijke gedisproportioneerde groeistoornis van het skelet waarbij romp en hoofd normaal uitgroeien en armen en benen relatief kort zijn.
Fysiologische anorexie =
Na 2 jaar is er een afname van de gewichtsevolutie, dit gaat gepaard met een instinctieve vermindering van voedselopname
Anorexie =
Laag gewicht voor lengte
Adipositas / obesitas =
4 oorzaken:
7 gevolgen:
4 behandelingen:
Omstandigheid waarin het lichaam teveel vet heeft opgeslagen dat het problematisch wordt.
Door leefstijl + medische, psychologische en genetische factoren
mentale gezondheid + vasculair systeem + endocien systeem + hart + reproductie + botten en gewrichten
Dieetadvies + verhoogde fysische activiteit + eetlustremmers + chirurgie
Overgewicht =
Hoog gewicht voor lengte
Oedeem =
vochtophoping
Hypothyroïdie =
Te weinig thyroxine productie met als gevolg koud en moe
Hyperthyroïdie =
Teveel thyroxine productie met als gevolg vermageren en rusteloos
ondervoeding =
6 oorzaken:
5 gevolgen:
malnutritie door onvoldoende voedingsiname
Onvoldoende voedsel beschikbaar op wereldschaal
eetstoornissen (anorexia)
oud + sociaal geïsoleerd + arm
Onderliggende ziekte
Vermagering + afbraak lichamseiwitten als energiebron + groeiretardatie bij kinderen + kwashiorkor + marasmus
Orthorexie =
Eetstoornis waarbij men zo obsessief bezig is met gezond eten dat het ongezond wordt
Hydrocefalus =
Waterhoofd, snel groeiend hoofd met relatief wijde frontanellen of schedelnaden kan een signaal zijn
Kan voorkomen met spina bifida
Spina bifida =
Open rug, kan voorkomen met waterhoofd
Craniostenose =
Het te vroeg sluiten van de frontanellen of schedelnaden waardoor het hoofd klein en smal is
Microcefalie =
Een te kleine schedel door een tekort aan herseninhoud
Adrenogenitale syndroom =
De bijnierschors maakt te veel mannelijke geslachtshormonen aan. deze hormonen veroorzaken een te snelle groei maar leiden ook tot een vroege puberteit.
Pubertas praecox =
Vroege puberteit. Als gevolg van Adrenogenitale syndroom. Meisjes <8, jongens <10
Cefalocaudale groeirichting =
Kind ontwikkelt zich in de richting die van het hoofd naar de voeten verloopt. Dus eerst hoofd oprichten vooralleer de romp en halfs meebewegen;
Proximodistale richting van de ontwikkeling =
De centrale delen van het lichaam zijn vroeger ontwikkeld dan de perifere delen.
GnRH =
Genadotrofine Releasing hormoon. Wordt geproduceert door de hypothalamus. Stimuleert de hypofyse tot afgifte van LH en FSH.
Pubertas tarda =
Te laat opkomende puberteit. Meisjes >13, jongens >15
Amenorroe =
Het uitblijven van de menstruatie gedurende langere tijd
Dysmenorroe =
Menstruatieklachten
Senescente mortaliteit =
Het onvermijdelijke eindpunt van het verouderingsproces waarbij men sterft.
Gemiddelde gezondlevensverwachting =
invaliditeitsvrije levensverwachting.
Keratosis senilis =
kersangiomen =
oppervlakige huidletsels
Menopauze =
Wanneer de ovogenese bij vrouwen wordt stopgezet na 50tal jaar.
Prostaathypertrofie =
Vergroten van de prostaat door vermeerderen van cellen + het aanspannen van glad spierweefsel van de prostaat
Osteoporose =
Afname van botdensiteit, botafbraak
Catarct/staar =
Het troebel worden van de ooglens
Presbyacousis =
Ouderdomsdoofheid. Gehoorverlies vooral voor hoge tonen.
Dementie =
Verworven achteruitgang van het intelect, meestal onomkeerbaar.
Delier =
Een tijdelijke episode van verwardheid
Dood =
Vroeger: volledige en onomkeerbare stilstand van de hartslag en ademhaling
Nu: volledige en onherstelbare verlies van alle uitwendig waarneembare en registreerbare hersenfuncties
Klinisch dood =
De afwezigheid van ademhaling en hartslag
Coma =
Diepe bewusteloosheid. Soms moeten bloeddruk, ademhaling en temperatuur kunstmatig op peil worden gehouden.
Vegetatieve toestand =
Ademhaling en hartslag zijn normaal, maar men is niet bij bewustzijn
Hersendood =
Er is geen hersenfunctie waarneembaar. Hartslag en ademhaling moeten kunstmatig in stand worden gehouden.
Euthanasie =
Het opzettelijk levensbeëindigend handelen door een ander dan de gedoode persoon, maar wel op diens verzoek.
Abstinentiebeleid = passieve euthanasie =
Het medisch handelen waardoor het leven onbedoeld wordt verkort.