Hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

Ovocyten =

A

Cellen die bezig zijn aan de meiose in de ovogenese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ovulatie =

A

Wanneer een hoge concentratie aan LH (doordat oestrogeen hypofyse stimuleert tot afgifte van LH) aanwezig is in het bloed gaat het zorgen dat de rijpe follikel vocht kan opnemen. Deze gaat uiteindelijk openbarsten tijdens een tweede meiotische celdeling en een rijpe eicel vormen. De restanten van het follikel worden omgezet door LH in het geel lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

FSH =

functie:

A

Folikkelstimulerend hormoon, wordt geproduceert door de adenohypofyse

Stimuleert de rijping van de folllikels in de eierstokken voor de eerste meiotische deling tijdens de ovogenese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

LH =

Functie:

A

Lutheïniserend hormoon, wordt geproduceert door de adenohypofyse

stimuleren de productie van oestrogeen door cellen uit de wand van de rijpende follikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Oestrogeen (functie):

A

Wordt gestimuleert door LH

Gaat de baarmoederslijmvlies dikker maken (opdat een bevruchte eicel zich later kan innestelen) + gaat hypofyse stimuleren tot afgifte van LH voor ovulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geel lichaam =

Functie:

A

Restant van follikel na ovulatie (=> na openbarsten van de rijpe folikel)

Zorgt voor de afgifte van oestrogeen en progesteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Progesteron (functie):

A

Maakt baarmoederslijmvlies nog dikker zodat klieren in het slijmvlies stoffen gaan afscheiden die dienen als voedsel voor de embryo
remt afgifte FSH en LH af zodat er geen nieuwe eicel kan rijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Menstruatie =

A

Wanneer de eicel niet wordt bevrucht gaat het geel lichaam afsterven waardoor er geen progesteron meer wordt geproduceerd. Er is onvoldoende progesteron meer om de baarmoederslijmvlies in stand te houden => Wordt gedeeltelijk afgestoten waarbij de bovenste laag via de vagina wordt verwijderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sperma-ascentie =

A

De te afleggen weg naar de ampula in de eileider door de spermatozoa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zonarecatie =

A

Het binnendringen (na bevruchtiging) van meer spermatozoa wordt door snelle proteolytische veranderingen in de receptoren van de eicel verhinderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Insiminatie =

A

Inbrengen van de sperma in de vrouwelijke geslachtsorganen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lichamelijke ontwikkeling:

Differentiatie =

Specialisatie =

Integratie =

Rijping =

A

Verschillende cellen ontstaan doordat andere genen binnen hetzelfde DNA actief zijn, waardoor er een verschil in bouw ontstaat.

Een verschil in functie

Tijdens de ontwikkeling ontstaat samenspel tussen verschillende functies

Het individu past zich aan aan het ontwikkelingsstadium waarin het zich bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

TORCH =

A
Toxoplasmose 
Other: HIV, HEPB
Rubella
Cythomegalovirus
Herpesvirus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vroege abortus =

Late abortus =

Levensvatbaar =

Partus preterm

Partus à term

Partus postterm

A

< 10 weken

11-16 weken

Rond 24 weken, +500gr

17-36 weken

38-42 weken

> 42 weken -> placentafunctie neemt af => gevaarlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ectopische zwangerschap =

A

Buitenbaarmoederlijke zwangerschap -> moederkoek scheurt -> levensbedreigende bloeding voor de moeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geproportioneerde reuzengroei =

A

Overproductie van groeihormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

achondroplasie / dwerggroei =

A

eErfelijke gedisproportioneerde groeistoornis van het skelet waarbij romp en hoofd normaal uitgroeien en armen en benen relatief kort zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Fysiologische anorexie =

A

Na 2 jaar is er een afname van de gewichtsevolutie, dit gaat gepaard met een instinctieve vermindering van voedselopname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Anorexie =

A

Laag gewicht voor lengte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Adipositas / obesitas =

4 oorzaken:

7 gevolgen:

4 behandelingen:

A

Omstandigheid waarin het lichaam teveel vet heeft opgeslagen dat het problematisch wordt.

Door leefstijl + medische, psychologische en genetische factoren

mentale gezondheid + vasculair systeem + endocien systeem + hart + reproductie + botten en gewrichten

Dieetadvies + verhoogde fysische activiteit + eetlustremmers + chirurgie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Overgewicht =

A

Hoog gewicht voor lengte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Oedeem =

A

vochtophoping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hypothyroïdie =

A

Te weinig thyroxine productie met als gevolg koud en moe

24
Q

Hyperthyroïdie =

A

Teveel thyroxine productie met als gevolg vermageren en rusteloos

25
Q

ondervoeding =

6 oorzaken:

5 gevolgen:

A

malnutritie door onvoldoende voedingsiname

Onvoldoende voedsel beschikbaar op wereldschaal
eetstoornissen (anorexia)
oud + sociaal geïsoleerd + arm
Onderliggende ziekte

Vermagering + afbraak lichamseiwitten als energiebron + groeiretardatie bij kinderen + kwashiorkor + marasmus

26
Q

Orthorexie =

A

Eetstoornis waarbij men zo obsessief bezig is met gezond eten dat het ongezond wordt

27
Q

Hydrocefalus =

A

Waterhoofd, snel groeiend hoofd met relatief wijde frontanellen of schedelnaden kan een signaal zijn
Kan voorkomen met spina bifida

28
Q

Spina bifida =

A

Open rug, kan voorkomen met waterhoofd

29
Q

Craniostenose =

A

Het te vroeg sluiten van de frontanellen of schedelnaden waardoor het hoofd klein en smal is

30
Q

Microcefalie =

A

Een te kleine schedel door een tekort aan herseninhoud

31
Q

Adrenogenitale syndroom =

A

De bijnierschors maakt te veel mannelijke geslachtshormonen aan. deze hormonen veroorzaken een te snelle groei maar leiden ook tot een vroege puberteit.

32
Q

Pubertas praecox =

A

Vroege puberteit. Als gevolg van Adrenogenitale syndroom. Meisjes <8, jongens <10

33
Q

Cefalocaudale groeirichting =

A

Kind ontwikkelt zich in de richting die van het hoofd naar de voeten verloopt. Dus eerst hoofd oprichten vooralleer de romp en halfs meebewegen;

34
Q

Proximodistale richting van de ontwikkeling =

A

De centrale delen van het lichaam zijn vroeger ontwikkeld dan de perifere delen.

35
Q

GnRH =

A

Genadotrofine Releasing hormoon. Wordt geproduceert door de hypothalamus. Stimuleert de hypofyse tot afgifte van LH en FSH.

36
Q

Pubertas tarda =

A

Te laat opkomende puberteit. Meisjes >13, jongens >15

37
Q

Amenorroe =

A

Het uitblijven van de menstruatie gedurende langere tijd

38
Q

Dysmenorroe =

A

Menstruatieklachten

39
Q

Senescente mortaliteit =

A

Het onvermijdelijke eindpunt van het verouderingsproces waarbij men sterft.

40
Q

Gemiddelde gezondlevensverwachting =

A

invaliditeitsvrije levensverwachting.

41
Q

Keratosis senilis =

kersangiomen =

A

oppervlakige huidletsels

42
Q

Menopauze =

A

Wanneer de ovogenese bij vrouwen wordt stopgezet na 50tal jaar.

43
Q

Prostaathypertrofie =

A

Vergroten van de prostaat door vermeerderen van cellen + het aanspannen van glad spierweefsel van de prostaat

44
Q

Osteoporose =

A

Afname van botdensiteit, botafbraak

45
Q

Catarct/staar =

A

Het troebel worden van de ooglens

46
Q

Presbyacousis =

A

Ouderdomsdoofheid. Gehoorverlies vooral voor hoge tonen.

47
Q

Dementie =

A

Verworven achteruitgang van het intelect, meestal onomkeerbaar.

48
Q

Delier =

A

Een tijdelijke episode van verwardheid

49
Q

Dood =

A

Vroeger: volledige en onomkeerbare stilstand van de hartslag en ademhaling
Nu: volledige en onherstelbare verlies van alle uitwendig waarneembare en registreerbare hersenfuncties

50
Q

Klinisch dood =

A

De afwezigheid van ademhaling en hartslag

51
Q

Coma =

A

Diepe bewusteloosheid. Soms moeten bloeddruk, ademhaling en temperatuur kunstmatig op peil worden gehouden.

52
Q

Vegetatieve toestand =

A

Ademhaling en hartslag zijn normaal, maar men is niet bij bewustzijn

53
Q

Hersendood =

A

Er is geen hersenfunctie waarneembaar. Hartslag en ademhaling moeten kunstmatig in stand worden gehouden.

54
Q

Euthanasie =

A

Het opzettelijk levensbeëindigend handelen door een ander dan de gedoode persoon, maar wel op diens verzoek.

55
Q

Abstinentiebeleid = passieve euthanasie =

A

Het medisch handelen waardoor het leven onbedoeld wordt verkort.