Hoofdstuk 5 Flashcards

1
Q

wat is zelfconcept?

A

onze kennis over wie we zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wanneer ontwikkeld de mens zelfconcept?

A

tussen de 18 en 24 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn de 4 componenten van het zelf?

A
  1. zelfkennis
  2. zelfcontrole
  3. impressiemanagement
  4. zelfvertrouwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de culturele verschillen mbt zelfbeeld?

A

westen: onafhankelijk zelfbeeld jezelf definiëren door eigen gedachten, gevoelens en handelingen.
Oosten: onderling afhankelijk zelfbeeld, jezelf definiëren door relaties met anderen, eigen gedrag wordt bepaald door gedachten, gevoelens en handelingen van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de genderverschillen mbt zelfconcept?

A

vrouwen: relationele onderlinge afhankelijkheid,ntimiteit en samenwerking met klein aantal vriendinnen en bespreken persoonlijke onderwerken
mannen: collectieve onderlinge afhankelijkheid, sociale groep waar ze bij horen, Ik ben Amsterdammer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is intrspectie?

A

mensen onderzoeken hun eigen gedachten, gevoelens en handelingen en motieven door naar binnen te kijken, mensen denken dat ze dit vaker doen dan daadwerkelijk het geval is en redenen voor hun gevoelens kunnen toch verborgen blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de zelfbewustzijnstheorie?

A

idee dat als mensen introspectie doen, ze hun gedrag evalueren en vergelijken met hun innerlijke normen en waarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat gebeurt er als je zelfbeeld niet overeen komt met onze eigen normen en waarden?

A
  1. we passen onze attitude aan

2. we vluchten weg uit die toestand van zelfbewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat betekent de term: meer vertellen dan we kunnen weten?

A

Term van Wilson en Nisbett, mensen geven verklaringen voor hun gevoelens die ze niet kunnen weten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn causale theorien?

A

theorien over de oorzaken van eigen gevoelens en gedragingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarom kloppen causale theorien soms niet?

A

omdat onze schema’s niet altijd correct zijn en omdat causale theorien door cultuur aangeleerd zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

door rationele redenen veroorzaakte attitudeverandering

A

attitude verandering door nadenken over over redenen voor het gedrag, mensen gaan ervan uit dat de hun gedrag overeenkomt met redenen die plausibel en makkelijk te verwoorden zijn. jezelf overtuigen van deze verkeerde redenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de illusie van begrip?

A

onderzoek van Fernbach, mensen denken dat ze iets snappen totdat ze het zelf moeten uitleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is de zelfperceptie theorie?

A

als we het niet weten, baseren we op ons observaties van ons eigen gedrag of situatie. Vraag: houd je van klassieke muziek? ik luister eigenlijk nooit, dus nee ik denkt het niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wanneer gebruiken de zelfperceptietheorie?

A
  1. als we niet zeker zijn van onze gevoelens

2. als we niet weten waarom we ons zo voelen, hangt het van de situatie af? Ik voel me melancholisch, aha het is kerst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is het overrechtvaardigingseffect?

A

intrinsieke motivatie wordt vervangen door extrinsieke motivatie

17
Q

Wanneer treedt overrechtvaardiging op?

A

als de belangstelling in 1e instantie groot was en wat voor soort beloning er wordt gegeven,

18
Q

Wat is een taakafhankelijk beloning? en prestatieafhankelijke beloning?

A

taak: beloning voor het uitvoeren van een taak
prestatie: beloning gebaseerd op hoe we een taak uitvoeren.

19
Q

wat is de twee factoren theorie van emotie?

A

Theorie van Staney Schachter een emotionele ervaring is het resultaat van uit 2 stappen bestaande zelfreflectieproces. stap 1. arrousal en stap 2 het zoeken van een geschikte verklaring daarvoor.
epinefrine inspuiten, vragenlijst, boos worden verkeerde attriubutie geven. resultaat: mensen zoeken naar de meest pausibele verklaring voor hun emotie.

20
Q

wat is misattributie van opwinding?

A

experiment van Donals Dutton en Arthur Aron, de verkeerde oorzaak voor emotie vinden, brug mooie vrouw apsraakje

21
Q

wat is een fixed mindset? en een growth mindset?

A

Carol dweck, fixed: vast denkkader, we bezitten bepaalde capaciteiten en dat is onverandelijk
Growth: vormbaar denkkader, onze capaciteiten zijn kneedbaar en ontwikkelbaar.

22
Q

wat is de sociale vergelijkingstheorie?

A

leren over eigen vaardigheden en attitudes door vergelijking met anderen , Leon Festinger

23
Q

wanneer gaan we ons sociaal vergelijken?

A

als we ons onzeker voelen en als er geen objectieve standaard is.

24
Q

waaruit blijkt dat zelfconcept wordt gevormd door sociaal gedrag>

A

apen die geisoleerd zijn opgegroeid herkennen zich zelf (rode vlek op oor) niet in de spiegel, apen die sociaal opgegroeid zijn wel

25
Q

wat is opwaartse sociale vergelijking?

A

we vergelijken ons met de beste als we zelf naar excellentie streven

26
Q

wat is neerwaarste sociale vergelijking?

A

als we ons ego een oppepper willen geven vergelijken we ons met minderen, zelfs met onzelf in het verleden

27
Q

sociale afstemming

A

het proces waarin mensen attitudes van elkaar overnemen

28
Q

waarom doen mensen sociale afstemming?

A
  • soort zoekt soort
  • ## spiegelzelf (jezelf zien door ogen van groep en gedrag overnemen)
29
Q

Wat is zelfcontrole?

A

de manier waarop we plannen uitvoeren en besluiten nemen

30
Q

Welke vorm van zelfcontrole?

A

gedachteonderdukking

31
Q

Wat is ego-depletion

A

het uitoefenen van zelfcontrole kost energie (glucose)die vervolgens niet meer ergens anders ingezet kan worden.

32
Q

hoe vergroot je zelfcontrole?

A
  • suikerinname
  • oefenen
  • even pauzeren
  • optimistisch zijn
33
Q

wat is impressiemanagement?

A

proberen om anderen over te halen je te zien zoals je gezien wilt worden.

34
Q

Welke strategieen zijn er voor impressiemanagement?

A

vleien en zelfsabotage (externe attributie, excuses creëren zodat je de schuld buiten jezelf kunt leggen)

35
Q

op welke 2 manieren kan zelfsabotage?

A
  1. gedragsmatige zelfsabotage (drugs, alcohol, weinig moeite doen)
  2. gerapporteerde zelfsabotage (van te voren indekken met een excuus of ik ben nu eenmaal verlegen of heb lichamelijke klachten)
36
Q

Wat is de angstmanagement theorie?

A

voldoende of veel zelfvertrouwen beschermt mensen tegen gedachten over eigen sterfelijkheid,

37
Q

narcisme?

A

combi van overdreven eigenliefde en gebrek aan empathie met anderen